SCHRIJVER
Posted by: In: Bijzonder Alledaags 27 Dec 2013 Reactie: 0

PannenkoekenkerstZij was een jonge vrouw, van midden dertig. Hij een jongetje van acht, misschien negen of tien. Ze zaten met hun tweeën in een hoekje van het pannenkoekenrestaurant op de bank van oud steigerhout, knus weggedoken in de dikke rode kussens. Voor hun neus twee grote borden: Eén spek-kaas met stroop én poedersuiker, en één naturel.

Het pannenkoekenrestaurant aan de Oude Gracht was helemaal in Kerststemming. Tegen de kleine vierkante ruitjes waren met spuitsneeuw winterse taferelen gespoten, alsof de poedersuiker pardoes tegen de ruiten was gestoven na driftig geschud met de bus door een liefhebber. De bakstenen bogen langs het plafond van de werfkelder waren sfeervol geaccentueerd met strengen LED lampjes. En op de onvermijdelijke rood-wit geblokte tafelkleden stonden kerststukjes met brandende waxinelichtjes.

Het jongetje was aangevallen op zijn ‘pannenkoek met alle smaken’. Bij elke hap droop er stroop op zijn handen, terug op zijn bord, of op zijn kleren. De jonge vrouw keek vertederd naar zijn geklieder. Waar was de vader? Naar de WC? Dan zou hij al terug zijn, en er was gedekt voor twee. Gescheiden? Eerste Kerstdag bij pappa, Tweede Kerstdag bij haar? Of was de vader gewoon weg, weggelopen? Dood misschien? Of was dit haar wenskind, de vader slechts een donor? Was het wel haar zoon? Misschien was de vader aan het werk, een kerstdienst in het ziekenhuis, bij de politie, of in een ander restaurant als kok in de keuken. De vader was duidelijk afwezig deze avond van de tweede Kerstdag. Ze hadden het gezellig met hun tweeën.

Vele tafels in het restaurant waren gevuld met gezinnen. Een stukje verderop waren zelfs twee tafels tegen elkaar aan geschoven om plaats te bieden aan een hele familie. Opa zat aan het hoofd, links van hem twee jonge ouders, rechts van hem twee iets oudere jonge ouders. Alle volwassenen waren feestelijk gekleed: Donker, met glitteraccenten. Vier kinderen zwermden om de tafels heen. Ze speelden met kleine cadeaus, gekregen van opa. Vliegtuigjes van schuim vlogen door de ruimte. De kinderen doken er achter aan. Een ober met vier pannenkoeken in zijn armen werd bijna omver gelopen.

In het glas cola van het jongetje stak een vrolijk rietje met glitter versiering. Het jochie blies hard in zijn cola, zodat het ging bruisen. Bijna over de rand. De jonge vrouw lachte naar hem en aaide even over zijn hoofd. Zij dronk de laatste slok uit een glas witte wijn. Op het bord lag nog een restje pannenkoek. Niemand om dat laatste beetje op te eten.

De jongen kreeg even later twee briefjes van twintig van de jonge vrouw en liep daar parmantig mee naar de ober.
‘Alstublieft,’ zei de jongen keurig.
‘Bedankt,’ zei de ober.
Het jongetje was al doorgelopen richting de uitgang. De ober wilde zich omdraaien en doorlopen, maar de jonge vrouw zei zacht: ‘Ehh.., ik zou graag het wisselgeld terug willen…’ De ober was geen moment van zijn á propos: ‘Natuurlijk!’ zei hij, en hij telde meteen het handje vol muntjes af uit zijn portemonnee. De jonge vrouw nam het kleingeld in ontvangst en liep snel de jongen achterna.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 19 Dec 2013 Reactie: 0

TroostforensVerwilderd draaide hij zijn verfomfaaide hoofd links en rechts, op zoek naar een reiziger met gulle ogen. Zijn haren klitte samen in vettige plukken. De poriën in de huid van zijn gezicht waren verstopt tot zwarte puntjes. Als hij sprak was zijn bijna tandeloze mond te zien, wat er nog stond was bruingeel van de nicotine en andere verdovende middelen.
‘Heeft u misschien vijftien cent voor me?’ vroeg hij aan een passant.
De man passeerde, zonder het verfomfaaide hoofd zelfs een blik te gunnen laat staan vijftien cent.

Lange stromen haastige reizigers trokken aan het verfomfaaide hoofd voorbij. Het station in en het station uit. De ochtendspits op Utrecht Centraal. De forenzen liepen in hun imaginaire cocons, staarden naar de vloer vlak voor hen en sloten de wereld buiten zolang het nog kon. Het ochtendhumeur lag nog als dauw over hun gezichten, de zon was ook nog maar net op.

‘Het is voor een kop koffie, ik heb maar vijftien cent nodig,’ probeerde het verfomfaaide hoofd nu bij een ander. Deze voorbijganger maakte een routineuze schijnbeweging alsof hij wilde stoppen, zijn hand al richting portemonnee in de kontzak, maar hij besloot toch door te haasten richting de forensentrein om op tijd op kantoor te verschijnen. Prioriteiten, en dringende collega’s die de stroom mensen in de spits bleven stuwen.

Vaak nog voordat hij zijn vraag kon uitspreken wimpelden de reizigers hem één voor één af en liepen ze door. Hun dringende bestemming als excuus om geen seconde langer stil te staan bij een man met verfomfaaid hoofd die om vijftien cent vroeg.
De man stampvoette van onmacht: ‘Ik vraag maar om vijftien cent!’ riep hij uit.
Niemand reageerde. Een enkeling keek even op van de vloer voor zich, zag het verfomfaaide hoofd en keek dan meteen weer weg. Iedereen liep door.

Alles wat hij vroeg was een kop koffie. Waar kon je tegenwoordig nog koffie krijgen voor vijftien cent? Niet een luxe bak bij de Starbucks, geen café mochaccino of een ristretto, of zelfs een ordinaire cappuccino. Waarschijnlijk wist hij een plek waar andere verfomfaaide hoofden samen potten met slappe filterkoffie consumeren, voor de kostprijs van vijftien cent per kopje.

Schijnbaar uit het niets stond er een jongen met modieus haar – een lange lok viel diagonaal over zijn voorhoofd – voor de neus in het verfomfaaide hoofd. Met een neurotisch tic zwiept de jongen met korte hoofdbewegingen de lok haar uit zijn ogen.
‘Hoeveel moet je hebben? Vijftien cent?’ hij had de muntjes al in zijn hand, ‘Hier!’
Het verfomfaaide hoofd kreeg een verbouwereerde trek, hij hield zijn hand op en ontving een muntje van tien en één van vijf cent.
‘Dank je!’ kwam hij bij zijn positieven, ‘Jij bent echt een goeie gozer, weet je..!’
De goeie gozer met modieus haar zwiepte neurotisch zijn haarlok uit zijn ogen, lachte wat en was al weer onderweg naar zijn dringende afspraak.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 05 Dec 2013 Reactie: 0

HipstergrassapAan de grote koffietafel zat een meisje, eind twintig. Ze breidde. Een sjaal, of een muts. Misschien breidde ze wel een hele trui. Ze had lang donkerblond haar, aan één kant, de andere kant was tot op één millimeter kort geschoren; beetje half punk. Ver op haar neus een bril met groot zwart jaren zestig montuur. Ze had een getailleerde bloemetjesjurk aan, afgezet met wit kant, kon nog van haar oma geweest zijn: authentieke vintage. Achter haar stond een longboard tegen de muur van de koffietent. Lekker skaten door de stad en nu breien in een koffietent: Heel relaxed.

Ik zat naast het meisje aan de koffietafel en staarde naar een klein glaasje met groen drab voor mijn neus. ‘Groene Energie’ heet het en het is geconcentreerde tarwegrassap. Super gezond! Boordevol essentiële voedingsstoffen. De nieuwe hype. Voorzichtig slobberde ik een klein slokje van de groene modder naar binnen. Het zal wel werken, maar het smaakt beroerd.
Het meisje zwaaide, ik volgde haar blik.

Door het grote raam zag ik buiten een jongen zijn fiets op slot zetten. Een ‘fixie’ een racefiets met gefixeerde versnellingen, zodat je eigenlijk een gewone fiets hebt met een zadel dat niet lekker zit. De jongen had zijn haar aan de zijkanten opgeschoren, maar wel een flinke kuif met nette scheiding laten staan en onder zijn kin een vette baard. Op zijn neus ook al zo’n jaren zestig montuur van zwart plastic en opzichtig te groot. Hij had een houthakkershemd aan en de mouwen opgerold. Een wollen sjaal hing om zijn nek, nee niet om, áán zijn nek, meer als accessoire dan tegen de kou. De skinny jeans maakte zijn benen stelten en gaven zijn hele gestalte iets sprieterigs.

De jongen en het meisje waren beide zo uitgesproken in hun stijl dat ze weer precies hetzelfde werden. Een identiteit die ontstaan was door de uitputtende poging om de esthetiek van alle naoorlogse subculturen te vangen; een soort wandelende postmoderne pastis. Authentiek in de nabootsing en daardoor dus nooit authentiek; het betekende niets meer. Irony in real life.

De jongen kwam de koffietent binnen. Ze gaven elkaar een kus op de mond.
‘Wat wil je?’ vroeg ze hem.
‘Doe maar zo één.’ Hij wees naar mijn grassap en gaf me een knipoog. Ik trok één wenkbrauw op.
‘Een wat?!’ riep ze uit. Meer een geacteerde pose aannemend dan werkelijk verbaasd.
‘Een tarwegrassapje,’ verduidelijkte de jongen. Hij haalde routineus een hand door zijn uit de scheiding gezakte haarlokken.
‘Ja, dat weet ik wel,’ zei ze wijsneuzig.
‘Weet ik, dat jij dat weet.’ Hij gaf haar een kus op haar mond.

‘Ik vind dat niets voor jou. Is meer een imagodingetje,’ zei ze plagerig. Ik kreeg nu ook van haar een relativerende knipoog. Ditmaal knipoogde ik terug, maar ze had haar aandacht alweer bij de jongen.
‘Qua grassap?’ vroeg hij.
‘Zoiets, ja…’
‘En jouw tarwe aversie dan, zeker geen imagodingetje…’ speelde hij nu quasi verontwaardigd.
‘Dat is gewoon ongezond.’
‘Zegt die jongen, van dat boekje.’ Hij keek er geringschattend bij, maar sprak de woorden uit zonder negatieve intonatie.
De voedselzandloper.’
‘Wist ik wel,’ zei hij wijsneuzig.
‘Wist ik wel dat je dat wist.’ De jongen en het meisje kuste elkaar opnieuw op de mond. En nog eens. En nog een keer.

Ik was hun enkelvoudig publiek. Beide glimlachten even naar me, zeiden niets en kuste weer verder samen. Heel knus. Ik had geen idee – werkelijk geen idee – wat we toen overeen zijn gekomen, maar zij waren het eens. En ik had zelfs een beetje het gevoel dat het mijn schuld was dat zij zo bevredigd keek.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 21 Nov 2013 Reactie: 0

PrefabWoningnoodDeftig stappen negen bezichtigers met smetteloos witte leenlaarzen door de bouwplaatsmodder. De witten bouwhelmen zijn potsierlijk, maar voorschrift.
‘Ik ga u voor, maar pas op, want er wordt nog overal gewerkt. Zoals u ziet…’ informeert een vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging ons inderdaad geheel overbodig. Overal slingeren stukken oud hout en gescheurd plastic, aangebroken verpakkingen met bouwmaterialen en pallets vol stenen. De rommelige bouwplaats wordt bevolkt door hoekige bouwvakkers met aanmerkelijk minder propere werkkleding.

Zeist! Of all places…

De populatie bezichtigers is ruim boven de zestig en uitgelaten. Net iets te hard krijten zij enthousiaste kreetjes zoals: ‘Oh! Mooi he!’ en ‘Kijk daar!’ Het grijze gezelschap overziet de bouwplaats zo blij als een kind in de zandbak. Bij de vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging informeer ik of het nieuwbouwproject toevallig een serviceflat wordt… Ze lacht vrolijk en zegt van ‘nee’, maar ik geloof er niets van. Ik vraag me af of ik me per ongeluk op een bejaardenwoning heb ingeschreven. In Zeist… Maar ik moet wat. En de noviteit schiep verwachtingen en voelde als een verplichting: Voor het eerst beleefde ik de sensatie: ‘De woning wordt u aangeboden,’ na mijn zes jarige inschrijving op Woningnet Utrecht.

Na een korte safari over modderige toendra’s en ondiepe meren komen we bij de appartementen aan. Onze vrolijke gids laat ons vrij: ‘Ik laat jullie even lekker rondkijken. Neem de tijd, het wordt jullie nieuwe huis! Als er vragen zijn, ben ik hier.’

Voorzichtig betreed ik met mijn witte laarzen het gestapelde appartementencomplex. Ik verdwaal in smalle halletjes tussen de grauwgrijze prefab betonmuren en ik ontdek bijzondere geometrische figuren in de kamerspelonken van kalk witte binnenmuren in wildverband. De speleologenlamp op mijn witte helm ontbreekt, net als een draad van Ariadne, maar ik weet miraculeus toch mijn weg terug te vinden uit dit labyrint.

‘En?!’ De vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging kijkt me verwachtingsvol aan, alsof ze me zojuist het summum van woongenot, een paleis heeft aangeboden.
‘Ehh…’ begin ik voorzichtig, ‘De huurprijs is sowieso iets boven mijn budget…’ geef ik meteen mijn belangrijkste huurbeperking aan. ‘Maar ik weet ook niet of ik hier kán wonen.., of iémand hier kan wonen,’ verbeter ik mezelf.
De vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging kijkt nu verwonderd: ‘Hoezo?’
‘Nou…’ begin ik voorzichtig, ‘ik weet niet wie deze woningen ontworpen heeft, maar de indeling is nogal…’ Ik haal diep adem: ‘De woonkamer is een pijpenla van tweeëneenhalve meter breed en tien meter lang, als je er een bank in zet kan je er al niet meer langs lopen, of je zit tegen een muur aan te kijken. Door die hartstikke leuke loggia is er een “hap” uit de slaapkamer en de woonkamer genomen, zodat je in beide kamers rare hoeken hebt waar je niets meer mee kunt. In de “grote” slaapkamer kan je geen tweepersoonsbed kwijt, want dan kan je de kamer niet meer inkomen. En ik vraag me af of je überhaupt een bed, kast of bankstel door de smalle kronkelgang van het huis naar binnen kunt krijgen…’ Ik moet stoppen, want ik moet adem halen voor het vervolg.

Naast de vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging begint een andere bezichtiger in witte leenlaarzen en met potsierlijk witte bouw helm te lachen: ‘Dat is precies wat ik ook zei’ lacht ze.
De vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging lacht vrolijk mee: ‘Ja! Toen wij de woningen voor het eerst zagen, vonden wij het ook heel onpraktisch!’
Nu is het mijn beurt om verwonderd te kijken: ‘Maar, jullie laten dit woonlabyrint toch bouwen..?’
‘Zeker, maar we hebben geen invloed gehad op de indeling van de woningen,’ verklaart ze zonnig, ‘De aannemer heeft de indeling bepaald, dat is allemaal prefab en overal hetzelfde. Maar wij vinden de indeling ook niet praktisch, hoor.’
‘Maar u wilt dit soort woonspelonken wel verhuren?’ Ik begrijp het werkelijk niet.
‘Tuurlijk, en dat lukt ook wel; er zijn zoveel mensen op zoek naar een huis, die willen we graag helpen,’ zegt de vrolijke vrouw van de woningbouwvereniging. ‘Maar wilt u de woning, of wilt u de woning niet?’
‘Wat denkt u zelf? Ik kan niet eens mijn bed kwijt in één van de kamers…’
‘Dat is een “nee” neem ik aan..?’
‘…’

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 07 Nov 2013 Reactie: 0

AchterklapkapperIn de spiegel zie ik mijn eigen gezicht. Achter me staat een kleine brunette. Ze kan amper op mijn kruin kijken. Dan zou ze dat bleke stukje huid kunnen zien dat door mijn rode haar heen begint te schemeren.

‘Hoe wil je het hebben?’
‘Een stukje korter.’
‘Korter dan de vorige keer.’
‘Nee, korter dan nu…’
‘Ja.., ha ha… Ik doe wel wat, oké.’
‘Ja, dat is goed… …maar als je het dan aan de zijkanten iets langer laat; want het kroest een beetje boven mijn oren, maar dan weer wat korter net boven die zijkanten; want daar is het juist wat steiler, en als je –‘
‘– en dan bovenop weer wat langer,’ valt ze me in de reden, ‘want daar heb je weer wat slag. Je wilt het dus gewoon rond geknipt, korter dan het nu is en iets langer dan de vorige keer.’
‘Tja, ik denk het wel. Doe maar zoiets…’

Er valt een stilte. Ik staar mezelf aan. Wezenloos. De brunette begint zwijgend met de rode plukken achter op mijn hoofd. Mijn blik dwaalt via de grote spiegel naar de andere klanten. Drie stoelen rechts van mij zit een jongetje van drie, vier jaar oud met vlasblonde krullen. Een Hollands boerenkoppie. Zijn moeder zit achter hem op een bankje te wachten tot hij geknipt is. Via de grote spiegel houdt het jochie haar goed in de gaten. Zijn kapster knipt onverstoorbaar de blonde krullen kort.

Op links zie ik een oudere vrouw – ze is zeker tegen de zeventig. Ze vertelt opgewonden tegen het meisje dat haar prachtige lange zilvergrijze haar uitkamt: ‘… ik weet gewoon niet wat me overkomt. En hij is knap… en ondeugend… Gister stond tie om vier uur onverwacht bij mijn kamer voor de deur – hij woont in hetzelfde huis, daar kennen we elkaar ook van. Begint me meteen te zoenen. Binnen no time lagen we poedelnaakt op bed! En geen gedoe hè! Om het zaakje overeind te krijgen, bedoel ik. Hij dook zó boven op me, alles stijf en strak… nou ja, hij is ook geen achttien meer natuurlijk. Maar hij kan het wel!’ Ze lacht de blije en verrukte lach die verliefde mensen kunnen lachen als ze aan hun geliefde denken.
‘Zo’n oud mens, dat wil je toch niet weten,’ fluistert mijn kapster giechelend in mijn oor, net iets te hard volgens mij…

Te hard is het gesprek naast me zeker. Twee ‘wijk C types’: peroxide geblondeerd haar, kauwgom kauwende kaken: ‘…ja! Dat is een lekkertje! Die mag best een keer ‘gynaecoloog’ met me spelen!’ zegt de één.
‘Ja ja… Jij kan wel een ziekenhuis beginnen met al die gozers die met jou gynaecoloog mogen spelen…’ zegt de ander.
De twee schateren het uit. De twee kapsters houden hun scharen even van de nepblonde pruiken weg om geen onherstelbare schade te veroorzaken.

Het jongetje met de blonde krullen is zoet geweest. Zijn koppie weer keurig gekapt. Hij komt van de stoel af en stort meteen met een grijns in de armen van zijn moeder.
‘Zo, wat vind je ervan?’ Mijn brunette doet een stap achteruit en kijkt mij via de spiegel vragend aan.
‘Ik vind het fantastisch,’ antwoord ik naar waarheid, ‘dank je wel!’

Terwijl ik afreken, wordt mijn plaats al ingenomen door een andere jongen. Sluik melkboerenhondenhaar, tot net over het kraagje van zijn overhemd.
‘Ik ben gister vader geworden!’ flapt hij er meteen uit. Hij glundert. Ik vang nog wat flarden op: ‘… te weinig ontsluiting… …weeën storm… …ingescheurd… …maar een prachtige zoon!’
Alle dames in de zaak vallen één voor één stil: De kapsters, de zilvergrijze dame en de peroxide wijk C-ers.
‘Bedankt, en tot de volgende keer,’ zegt mijn brunette, om vervolgens ijlings richting de grote kappersspiegel en dit nieuwe verhaal terug te keren.
Met spijt loop ik de zaak uit.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 24 Oct 2013 Reactie: 0

Sanikolas 2De regen stort als een apocalyptische zondvloed op de havenstraat van het tropische Kralendijk. Samen met een tiental vrouwen schuil ik in een troosteloze muziektent. Het Wilhelminaplein is leeg. Vijf uur eerder waren de vrouwen nog druk bezig het plein te versieren. Het heeft sindsdien onophoudelijk geregend – waarschijnlijk een staartje van tropische cycloon Thomas. Op de Caribische zee schijnt het nog erger te spoken. Zou Sanikolas al aangekomen zijn? Of dobbert zijn stoomboot nu ergens stuurloos voor de kust van Bonaire, in grote nood? Er is ook altijd wat met die intocht…

Een douaneambtenaar stapt op ons af: ‘Ze zijn naar de sporthal, aan de Kaya Amsterdam.’
Gelukkig! De Sint is op mysterieuze wijze veilig aan land gekomen. Het komt altijd goed, als je er maar in blijft geloven! Op naar die sporthal dus!

De hal is al flink gevuld met een mix van zwarte en witte Bonairianen, Nederlandse vakantiegangers en massa’s kinderen. Sanikolas is er nog niet. Er zijn wel kleine standjes waar kinderen kunnen grabbelen. In het Papiaments gebruiken ze het Nederlandse woord ‘Grabbelton’. In een zin die verder geheel uit woorden in het Papiaments is opgebouwd klinkt dat ene Nederlandse woord met een ‘g’ en ‘r’ erg grappig.

Het is zover! Met veel kabaal komt een luidruchtig roffelende tambu band de sporthal in, met in hun kielzog veertig Pieten. Er wordt wild gedanst door de helpers van de Sint. Het regenleed en de verlate aankomst zijn meteen vergeten, de spanning stijgt. De Pieten zien er niet heel veel anders uit dan hun Nederlandse collega’s. Dezelfde kleurige page kostuums met veren en witte kraag. Van dichtbij zie ik dat de Pieten – hoewel duidelijk van zichzelf een donkere huid – allemaal zwart geschminkt zijn. Hun haar is uitbundig: Dreadlocks, grote jaren zeventig coups en punkhaar, of gewoon stijl zwart haar. Deze swingende bende komt er prima mee weg!

Uiteindelijk komt, onder begeleiding van de burgemeester, Sanikolas met statige tred de sporthal binnen. Vanaf mijn plek kan ik hem eerst bijna niet zien. De Sint is in het afgelopen jaar behoorlijk gekrompen.., en ook wat dikker geworden… Boven zijn wattenbaard heeft Sanikolas een zwart gerande bril op, zijn ogen zijn blijkbaar achteruit gegaan. De huidskleur van de Sint is ook een beetje vreemd: Een onnatuurlijk witte kleur. Zou de Sint zeeziek zijn, van het slechte weer op zee? Of is dit ook een donkere man, maar dan met witte schmink op zijn gezicht?

Het feest barst los zoals dat in Nederland ook gaat: De uitbundige Pieten dansen en springen. De kinderen zingen en dansen hun ingestudeerde verassingen voor de Sint. Sanikolas heeft voor ieder kind een lief woordje, want hij spreekt vloeiend Papiaments. Ik wist niet dat hij zo goed in zijn talen zat.

Sanikolas 3Een paar uur na de intocht kuier ik door Kralendijk. De regen is gestopt, het is meteen snikheet en broeierig. Honderd meter voor me zie ik opeens een man met lange rode mantel, met een rode mijter, een gouden staf en twee bont geklede zwarte mannen met gekleurde veren op hun hoed. Mijn hart slaat een slag over: Is hij nu al het land in, het eiland over? Het drietal schrijdt een poortje door, een schoolplein op. Ik gluur om de hoek van de poort: Er zitten dertig kinderen op witte plastic tuinstoeltjes onder een afdak van palmbladeren. Ze zingen in het Papiaments, maar ik herken de wijsjes.

De juf wenkt me: ‘American or Dutch?, vraagt ze me.
‘Nederlands’, zeg ik.
‘Kom maar binnen. Dan kan je zien hoe wij Sinterklaas vieren.’

Sanikolas is onder het palmdak gaan zitten, voor een grote tafel cadeaus. De twee Pieten flankeren hem. Volgens mij is ook deze Sint iets bruiner dan zijn bleke kleur doet vermoeden. Een andere juf bedient een kleine stereo installatie waar moderne Sinterklaasliedjes uit schallen. Ik krijg een glas cola met ijsblokjes.

De kinderen zijn onrustig, zenuwachtig, ze lopen rond, en weer terug naar hun stoel. Eén voor één mogen ze bij de Sint komen. In rap Papiaments volgt een klein gesprekje. Aan de intonatie hoor ik dat Sanikolas wil weten of de kinderen wel lief zijn geweest het afgelopen jaar. Soms wordt er even de groep in gewezen, naar een ander kind, of mengt een juf zich in het gesprek. Sanikolas is streng, maar toch krijgt iedereen een cadeau.

Na een poosje zijn de kinderen aan de Sint gewend en dan wordt mijn aanwezigheid een attractie. Ik maak een Indiase buiging naar de juf die me binnenliet, articuleer ‘Masha danki’, en verdwijn weer zoals ik gekomen was.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 14 Oct 2013 Reactie: 0

KoyaanisqatsiSchier oneindig, onbedwingbaar en onvermijdelijk stromen mensen van het Centraal Station door Hoog Catharijne de binnenstad in. Een zondag in Utrecht is voor de Utrechters een rustdag, maar voor de provincie altijd een koopdag. Als een tsunami komt de golf dagjesmensen op de stad af. Trein na trein. Golf na golf. Pulserend als de branding en periodiek als de getijden stromen de mensen door de straten van Utrecht.

Ik sta stil.

Een mens, een individu. Twee mensen een tweetal. Drie mensen al een kleine samenscholing – en soms door de politie verboden. Honderden mensen samen, een massa. Duizenden mensen die door steegjes lopen is een organisme; een school haringen in een krappe vijver.

De haringen spoelen langs me. Ik sta stil.

Een tenger jong meisje schiet langs me heen. Ze is kort. De stampende voeten en scharende benen zijn als een wuivend woud van zeewier voor haar. Lenig buigt ze haar slanke lijf om de deinende mensenlijven heen, ze ontwijkt hen handig door telkens snel links of rechts te passeren. Als een klein kikkervisje glipt ze soepel tegen de stroom in.

Ik voel een zachte duw. Er staat een man met krullend grijs haar links naast me.

‘Sorry…’ zegt de man verontschuldigend. Voor ik iets kan antwoorden is zijn blik alweer gericht op de toestromende mensen. Hij moet ook richting station. Het schiet niet op. Vriendelijk zoekt hij oogcontact met alle zwalkende tegenliggers om zwijgend tot overeenstemming te komen: links passeren of rechts? Zijn blik ontmoet glazige ogen van dode vissen die achter elkaar met de stroom meedrijven. Hij wordt overspoelt.

Rechts van mij passeert een lange man. Hij is een kop groter dan de klotsende oppervlakte van mensenhoofden op wiens kalende, geverfde of gestylde kruinen hij uitkijkt. De man kijkt echter streng voor zich uit, naar een doel ver voorbij de horizon. Met ferme passen loopt hij zelfverzekerd recht tegen de mensenstroom in. Als de Rode zee wijkt de massa uiteen en laat hem door.

Mijn trein vertrekt over vijf minuten. Ik moet in beweging komen. De keuze is: ‘kikkervisje’, ‘vriendelijk oogcontact’ of ‘blik op oneindig’.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 12 Sep 2013 Reactie: 0

CarriereblondEven verderop schoven twee vrouwen aan een tafeltje. Niet erg uitgesproken types: eind dertig, begin veertig. De één was licht gezet, niet dik, maar een beetje mollig, een beetje “moederdik”. De ander was iets jonger, een slanke den met blonde lange haren. Precies de haarkleur voor een pornoactrice, of voor een soepele carrière in een mannenwereld. Ze bestelden glazen water, alleen water. Typisch…

‘Vervelend joh…,’ zei Moederdik tegen Carrièreblond. Carrièreblond knikte bevestigend, maar deed geen poging om er verbaal op in te gaan. ‘…beter om even hier heen te gaan, toch…?’ ging Moederdik verder, ‘…je hoeft niet meteen terug hoor. Je moet het echt zo vertellen zoals je je er zelf prettig bij voelt…’

Carrièreblond zweeg nog steeds, maar zakte wel dieper in het rotan stoeltje weg.
‘Neem gewoon je tijd. Blijf anders morgen een dagje thuis,’ ging Moederdik door. ‘Het ligt echt niet aan jou, dat weet je hè. Toch? Dat weet je hè?’, drong ze aan. Ze bleef net zo lang indringend naar Carrièreblond kijken tot zij zacht, “ja ja” knikte.
‘…ik had het graag afgemaakt,’ was het eerste wat Carrièreblond zei.

Er was iets gruwelijk mis gegaan. Er was iets volledig kapot gegaan. Automatisch begon ik de lacunes in dit mini drama aan het tafeltje naast me in te vullen: Carrièreblond had het op haar werk verkloot en Moederdik deed net te veel haar best met zeggen dat het haar schuld niet was, waardoor ik juist dacht dat ze de executeur van haar carrière was.

‘Je werkt ergens naartoe en dat kan je dan niet afmaken,’ knikte Moederdik vals vriendinnelijk. ‘Je zag het ook niet echt aankomen, natuurlijk,’ ging ze verder.
‘Nou, ik zag het wel aankomen!’ verdedigde Carrièreblond haar inschattingsvermogen, ‘maar dan is het toch nog onverwacht,’ weersprak ze zichzelf direct daarna.
‘Het moet natuurlijk nog even landen,’ probeerde Moederdik nog een keer, maar beide vrouwen zaten definitief op een ander spoor.

‘Vervelend joh, wat er is gebeurd…’

Ik had haar niet aan zien komen, een derde vrouw – midden veertig – stond bij het tafeltje van de twee vrouwen. Ze had een helm van kunstmatige krullen op haar hoofd en de lijnen van verbetenheid in haar gezicht. Pijpenkrul ging aan hetzelfde tafeltje bij de twee vrouwen zitten en bestelde ook een glas water: ‘Je bent er natuurlijk boos over, maar dat is heel logisch.’

Beide andere vrouwen zwegen nu, Pijpenkrul was de baas. Een korte stilte viel. Een telefoon ging over. Pijpenkrul haalde een iPhone uit haar tas en checkte of het een belangrijke oproep betrof. Carrièreblond keek naar de handeling van Pijpenkrul, schudde haar hoofd en keek weg van de tafel. Het had ook iets onverschilligs; dit gesprek onderbreken, een pijnlijke stilte laten vallen en daarna op je telefoon kijken.

Niet gehinderd door enig besef van haar manieren, ging Pijpenkrul verder: ‘Ik wil straks met de redactie een borrel doen, als er één moment is om een momentje te pakken, en meteen voor de hele groep, dan…’ Pijpenkrul bracht de mededeling snel en zakelijk. Het was duidelijk dat ze dit aanbod al had voorgekookt. Het paste prachtig in haar plan om deze zaak snel en zonder bloedvergieten af te handelen. Daarom zaten ze nu ook aan een tafeltje bij het koffiehuis om de hoek, en niet op kantoor.

De reactie van Carrièreblond was instinctief en direct: ‘Nee, heel lief, maar ik wil liever zelf even de tijd nemen… Ik kies zelf wel een moment.’
‘Oké. Wil je dat we nog even blijven zitten of…’ De lichaamstaal van Pijpenkrul was duidelijk: Zij was klaar. Haar aanbod werd afgeslagen. Meer tijd aan Carrièreblond besteden was als investeren in koffie terwijl je water drinkt.

De drie vrouwen stonden op en liepen gezamenlijk weg. Carrièreblond iets achter Moederdik en Pijpenkrul.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 06 Sep 2013 Reactie: 0

Feminista's2013 is een goed blootjaar, die gedachte viel me in terwijl ik voorzichtig extra zonnebrand op mijn verbrande huid smeerde. Ik las de krant in de zon op een stadsplein en zat tussen puffende en zwetende half blote lijven. September was begonnen, dus de nazomer barste los. Het afgelopen decennium betekende dat: hitte, zomerse dagen en brandende zon.

In Londen scheen een dag eerder een peperdure Jaguar te zijn gesmolten – iets met een gebouw van glas, dat de zonnestralen te geconcentreerd weerkaatste – je kon er zelfs eitjes bakken op de straat! Het stond in de krant, dus het was waar.

En op scholen was ook dit jaar de discussie losgebarsten ‘hoe kort de broekjes ook al weer mochten’, dat schreef mijn krant ook. Ik keek om me heen, voor een reality check op dit stadsplein: Kort! Constateerde ik. Naast me zat een kersverse studente met een ultra kort broekje, nauwelijks groter dan haar broekzakken. Even verderop zat een andere studente, met een zeer modieus doorschijnend zalmkleurig shirt, ik kon haar witte BH er doorheen zien schemeren.

De zomertrend van 2013 was doorschijnend: de ‘see through trend’, volgens de krant. ‘Sensueel-chic’. Zomermode met ‘een spannend accent’. Doorzichtig betekende echter niet bloot, nee nee! De trend was ‘sensueel, maar niet ordinair’. Het moest altijd ‘elegant en geraffineerd blijven’. Om me heen kijkend naar de jonge fashionista’s op dit stadsplein, vermoedde ik echter een krachtig politiek statement onder deze schijnbaar oppervlakkige modetrend: transparantie!

De nieuwe feministen claimende in de historische zomer van 2013 het recht om hun lichaam altijd en overal te exposeren. Zo komt het in de geschiedschrijving. Zoals de dames van Femen! Zij zijn in 2013 definitief doorgebroken bij het grote publiek door en plein public al hun bovenkleding uittrekken om hun blote borsten te laten zien. Menig in donkergrijs wollen kostuum geklede staatsman had het er warm van gekregen.

Even verderop in de krant stond een bericht over politici van de Hollandse coalitie die afgelopen zomer op het strand stiekem afspraakjes hadden gehad met de oppositie; om een meerderheid in de senaat bij elkaar te flirten. Politici in donkergrijze wollen kostuums: Hopeloos ouderwets…

Ik keek op van mijn krant. Over het stadsplein liep een jonge dame in een jurkje dat een doorschemerblik gaf op haar twee prachtig ronde billen. Hypnotiserend wiegde ze haar derrière van links naar rechts. Ze mochten er zijn, haar billen. Het zachte deinen onder haar dunne zomerjurk liet niets aan mijn verbeelding over…

Het was een koele lente, het werd een warme zomer en het wordt een hete herfst! Wat ik je brom!

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 23 Aug 2013 Reactie: 0

Vergassing‘Nee! Je moet me niet vergassen!’

Ik schrok op uit mijn gesprek met Anna en draaide me om, naar de bron van deze woedende uitroep. We stonden op de pont van Amsterdam Noord naar het Centraal Station, samen met ongeveer dertig voetgangers, tien fietsers en twee meisjes op een zwarte scooter met pailletten als glinsterende nepdiamanten. De verstikkende lucht van koolmonoxide sloeg nu ook tegen mijn huig.

Midden op de pont stond een lange man op leeftijd, geruite overhemd met een appelgroen vest er overheen, een glanzend kale kop met nog net een rand spierwit gemillimeterd haar. Hij keek woest naar de twee meisjes op de gepimpte scooter. In een vet Antilliaans accent zei hij: ‘Neehee! Nee! Jij bent fout! Je weet dat je die brommer uit moet doen! Je moet me niet vergassen.’

‘Vergassen! Vergassen! Weet je wat vergassen is?’ beet het meisje van zich af, met haar historische kennis. De kwalificatie: “een beetje misplaatst” zou in dit geval een understatement zijn. Het meisje dat dit zei had een bleek gezicht en donkerbruin halflang krullend haar. Ze had Joods kunnen zijn.., of een halve Arabier, een Armeniër misschien, een zuid-Europeaan…

‘Komt van Noord, is gestoord,’ vertrouwde Anna – naast me – me een aloude Amsterdamse wijsheid toe.

De Antilliaan schudde zijn hoofd: ‘Niet te geloven. Zo’n grote mond. Ze weten dat ze fout zijn, maar toch kunnen ze het niet toegeven…’ om daarna ons direct aan te spreken op onze passiviteit: ‘Jullie kijken wel, maar zeggen niets!’ De dertig toeschouwers van dit onverwachte spektakel – inclusief ikzelf – keken betrapt naar elkaars tenen.

Ik moest denken aan een guitige sticker die ik eens geplakt zag op de paal van een verkeerslicht, terwijl ik met mijn fiets wachtte op groen licht. Op de sticker stond een tekening van een scooter met op de uitlaat een soort stofzuigerslang die de uitlaatgassen in het gezicht van de scooterrijder sproeit. Het onderschrift: De eerlijke brommer.

‘Hij heeft gelijk, hoor. Je mag niet met je brommer aan op de pont,’ waagde toch een vrouw van middelbare leeftijd te zeggen. De bijval werd niet gehoord door de meisjes op de stinkscooter. De Antilliaanse man knikt haar echter grimassend toe: toch een medestander.

Onze pont had de andere oever van het IJ bereikt. De klep klapte op de grond van de vaste wal. Het meisje gaf vol gas en spoot met haar vriendin achterop met haar scooter de kade op, richting het Centraal Station. De uitlaatgassen trokken langzaam op.