SCHRIJVER
Posted by: In: Bijzonder Alledaags 11 Jul 2013 Reactie: 0

BurqakingGegeneerd liep ik de Burger King van Wenen binnen. Hartje binnenstad. Tweehonderd meter verderop stond Hotel Sacher met de beroemde ‘Sachertorte’, alle restaurants in een straal van honderd meter hadden een typisch Oostenrijkse kaart en op straat stond zelfs een tentje met ‘Wiener bradwurst’. Mijn culturele geweten gebood me een stuk taart, Wiener Schnitzel of een bradwurst te gaan eten, maar mijn benen liepen toch die Burger King in.

De stad Wenen had ooit de rijkste en dominantste cultuur in Europa: De hoofdstad van de Habsburgse dubbelmonarchie, waar wereld vermaarde componisten als Mozart, Beethoven en Strauss woonden, leefden en werkten. Het moment dat ik over de drempel van de Burger King stapte verraadde mijn voeten die cultuur voor de vluchtige fastfood van de contemporaine dominante cultuur: De Amerikaanse pop-art en kitsch hegemonie.

Het was een nederlaag, een capitulatie, een morele zwakte. In het buitenland een Burger
King binnenlopen, omdat het buitenlandse eten even mijn neus uitkwam. Ik verlangde naar de te zoute slappe friet, naar een droge hamburger met te weinig groente tussen de zompige broodjes en naar een zoete milkshake.

In dit filiaal van de Amerikaanse global culture ruste ik een moment uit van de uitbundige hogere culturele indrukken die de couleur locale van Wenen me te bieden hadden; ik wilde even dat vertrouwde logo, die smaak die overal hetzelfde is, even het gevoel van: ‘thuis is overal’. De imperialistische fastfood vond snel haar weg naar mijn maag.

Een paar tafeltjes verderop zat een kleine familie: vader, moeder en twee kleine kinderen. Elk met een Hamburgermenu voor hun neus. ‘King size’ porties. De twee kleine kinderen kirde en kliederde zoals kleine kinderen tijdens een feestbanket plegen te doen. De vader zag het minzaam glimlachend aan en de moeder was verscholen onder een donkerzwarte burqa. Ze was als een soevereine zuil van dissonant verzet te midden van dit Amerikaanse bolwerk van culinair imperialisme. Hoewel.., een voor een schoven de te zoute slappe frietjes onder de losse zwarte lap van haar burqa.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 21 Jun 2013 Reactie: 0

Oerolfahig‘Cheers!’

Zoals de ‘Lullo’s’ van Jiskefet, uit de jaren negentig, zo klonk de stem die dit woord uitsprak; een beetje ballerig, een beetje korporaal, een beetje VVD. De ‘lullo’ die bij deze geaffecteerde stem hoorde kon ik niet zien. Ik stond te genieten van een aangenaam warme straal in een douchcabine van het douch- en toiletblok op Nieuw Formerum, een ietwat saaie – maar centraal gelegen – camping op Terschelling. Het Oerol Festival was gaande, het eiland was overspoeld door kunstminnende mensen.

‘Edwin! Leuk man! Leuk om je weer te spreken! Hoe is het met je?’ vroeg de stem. Het woord ‘leuk’ klonk meer als: ‘leuik’.
Er volgde een korte stilte met daarin waarschijnlijk een antwoord van deze Edwin.
‘Cheers!’ zei de stem enthousiast, om meteen door te gaan: ‘Hé, Edwin. Het lijkt me voor jou ook veel gemakkelijker als ik morgen met jou mee vaar.’
Weer even stilte, Edwin zei waarschijnlijk iets grappigs terug.
‘Cheers! Cheers!’ brulde de stem schaterend. Een overdreven en gemaakte lach vulde het holle douchblok. Een lach die vanuit zijn tenen geperst leek. En hees. Zoals Ron Brandsteder vroeger om elke scheet van André van Duin zijn hese rokerslach kon lachen, waardoor de televisiekijker thuis zich hyperventilerend afvroeg of hij er zelf in zou blijven.

Mijn toegekende vier minuten warm water waren om, mijn aangename douchstraal hield abrupt op. Benieuwd naar de man die bij deze stem hoorde, droogte ik me snel af, om op tijd uit mijn douchhokje te kunnen stappen voordat hij klaar was met zijn gesprek.

‘Hé, Edwin, maar als het gedoe is voor je, dan doen we het gewoon later.’
Edwin had blijkbaar een aantal argumenten waardoor deze ‘stem’ niet mee kon varen.
‘Tuurlijk, tuurlijk,’ klonk het ietwat teleurgesteld. Edwin beurde hem echter meteen op, want opnieuw hyperventileerde hij een hese lach vanuit zijn tenen.
‘Cheers!’ hoorde ik mezelf al mee mompelen.

‘Hé, leuik man! Goed je weer te spreken,’ sprak de stem weer blij.
Edwin maakte nog een grapje, waarschijnlijk, of hij beantwoordde dat hij het ook een aangenaam hernieuwd contact vond, want:
‘Cheers! Cheers!’

Met mijn handdoek over mijn schouder, mijn toilettas in mijn ene hand en wat kleren in mijn andere, wurmde ik de vergrendeling van de douchdeur open. In de verder lege ruimte stond een man met zijn rug naar me toe.

Het was een stevige vent, type havenwerker. Een kaal geschoren hoofd. Gouden oorbel in zijn linker oor. Tribal tatoeage in zijn nek. Korte broek met klapkuiten. Blauw-wit gestreepte polo. Hij draaide zich juist om, telefoon nog aan zijn oor:

‘Cheers! Hé, Edwin, ik ga je zien. Leuik! Echt leuik! Cheers!’

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 13 Jun 2013 Reactie: 0

OomzeggerIk herkende ze niet, zo teder, alsof hij het al jaren deed. Die grote handen waren niet van mijn broer, maar van een tovenaar; hij bezwoer, door zacht te strelen over die kleine buik en hij sprak in onbegrijpelijke woorden.

‘Een aardappel!’ had ik vrolijk gezegd. Dat zei ik altijd in dit soort gevallen, dus dat werd van mij verwacht en ik wilde niemand teleurstellen – niet nu! ‘En dit is de mooiste!’ voegde ik er naar waarheid aan toe. Ik moest er van janken. Slecht moment gekozen natuurlijk en besmettelijk bovendien: De kleine buik begon ook te janken.

‘Ik weet al precies waar de “aan- en uitknop” zit,’ bezwoer de tovenaar met die grote handen, die eerst nog van mijn broer waren. ‘We hebben helemaal geen maat 50,’ zei hij ook nog, ‘wel maat 56 en zelfs 62, maar geen 50, alles is te groot.’ Ik keek over de rand van de wieg en zag daar kolenschoppen, platvoeten en flaporen. Te groot? Ik zag dat het goed was.

Het was er allemaal en nog geen 24 uur oud, gloednieuw, vers uit de verpakking en het werkte zoals bedoeld: Vijf vingers grepen klemvast om mijn wijsvinger. First contact! Een rituele kennismaking, intuïtief begrepen. Wat een wonderlijk zacht wezen en zo nieuw hier op deze oude harde wereld.

Ik stak mijn tong uit en hij trok zijn neus op. Ik gaf een knipoog en hij fronste een lach. We oefenden samen grimassen; voor de opa’s die om de wieg drongen met hun smartphones. ‘Nu is het wel genoeg,’ drong de tovenaar met zijn grote handen ons naar de deur. We gingen en lieten een moeder met wieg achter, dat is evident, maar nooit eerder zag ik een vader geboren.

Later – ik was al uren thuis – zag ik een foto van die gebeurtenis. Ik herkende die man die zijn tong uitstak naar een wieg eerst niet. Hij was: ‘De broer van de vader van de oomzegger,’ stond bij de foto geschreven. Ik moest een oerkreet slaken.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 03 Jun 2013 Reactie: 0

CupsizedZe keek steeds stiekem naar mij, zoals ik stiekem naar haar keek. Begin dertig, schatte ik. Haar gezicht had de esthetiek van een model; symmetrische lijnen, geen vreemde trekken en nergens oneffenheden die afleiden. Ze was dun. Haar benen waren zo dun als de houten poten van de stoel waar ze op zat. Ik kon geen begin zien van de bolling die haar kuiten toch onder haar spijkerbroekpijpen moesten veroorzaken. Hoe zou ze op zulke benen overeind blijven op de catwalk? Hoe moest ze het gewicht torsen van de bruine Louis Vuitton naast haar stoel? Haar kleine kopje espresso pakte ze met duim en wijsvinger. Met een afgemeten beweging, niet bijzonder gracieus, maar ontdaan van ruis, van alle onnodige handelingen.

Tegenover dit beeldhouwwerk zat een andere vrouw – ook begin dertig – en in een Maxi Cosi lag een meisje van ongeveer een jaar. De zus en het nichtje – dat leidde ik af uit hun gesprek. Deze zus was het tegenbeeld: beetje pafferig, plomp en aanwezig. Ze gesticuleerde alsof ze in doventaal sprak. Zus dronk een big size kop cappuccino. Naast haar stoel stonden zelfs twee tassen. Beide van Vuitton. De dames bezaten samen de complete collectie.

Het viel mijn niet zwaar om van achter mijn laptop beide deze familiereünie te observeren. Het is interessant dat dit soort vrouwen ook gewoon met een zus, nichtje en drie Vuittons in een koffie tent zitten. En vooruit, het was een knappe vrouw om naar te kijken.., èn haar casual T-shirt had een V-hals, dat bij elke afgemeten buiging naar haar kopje espresso per ongeluk een prachtig uitzicht gaf op haar decolleté…

Ze wist uiteraard van mijn steelse blikken. Zoals ze al haar hele leven blikken op zich gericht zal weten. Blikken van mannen die haar bestudeerden en dan ongemakkelijk glimlachten als zij hen een blik terug schonk.

Ze keek naar mij. Om te checken of ik haar nog bekeek. Af en toe. Met een gereserveerde glimlach. Precies berekend, herkenbaar als glimlach, maar beheerst en zonder emotie. Ik glimlachte dan terug en ging daarna zo soepel mogelijk door met schrijven, of beter: met de pose die haar de indruk moest geven dat ik schreef.

Na een uurtje was het familiebezoek afgelopen. Beide zussen verlieten de koffie tent en liepen naar een zwarte Renault Megane. Mijn bewonderd model droeg voor de gelegenheid heel gracieus een compositie van drie Louis Vuittons en haar zuslief droeg een Maxi Cosi met kind.

Bij het wegrijden zag ik dat één van de drie Vuittons nog op het dak van de auto stond. Gelukkig had deze schone niet één Vuitton en drie nichtjes.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 25 May 2013 Reactie: 0

SorrysorriesWe kwamen gelijktijdig bij de ingang van de supermarkt. Ikzelf met een lege rugzak op mijn rug en een studente met blond krulhaar tot op haar rug en een lege boodschappentas in haar hand. Rond zes uur ’s avonds is het dringen bij de deur van de buurtsuper: volle boodschappentassen steunen en kreunen naar buiten, terwijl lege boodschappentassen gehaast naar binnen willen.

Zij kwam van rechts, ik kwam van links. Zo zou het in het proces-verbaal zijn opgetekend. In het gemotoriseerd verkeer zou zij voorrang hebben, maar die regels gelden niet voor voetgangers onderling. Geheel gelijktijdig stonden we voor de ingang van de supermarkt. Zo’n ingang met een luchtsluis, dat werkt als een trechter.

‘Oh, sorry’, zei ze.
‘Geeft niks, ga je gang’, zei ik.

Ik hield in en liet haar voor gaan. Studentes met blond krullend haar snijd ik niet de pas af, ik kijk wel uit!

In de supermarkt liep een jonge vrouw voor me door het smalle gangpad. Ze sleepte een halfvolle trolley achter zich aan. Eén van de wieltjes bleef haken achter een display met de weekaanbieding: twee pakken sap voor de prijs van één. Het handvat van de trolley gleed uit haar hand. Kletterend viel de grootformaat shopmand tegen de grond. Geschrokken en schuldbewust keek ze me aan:

‘Oh, sorry,’ zei ze.
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen hoor,’ lachte ik begrijpend.
‘Oh, nou, sorry voor sorry dan…’

Er was een epidemisch ‘sorry-virus’ uitgebroken. Zou Roel Coutinho van het RIVM het al weten?

Enkele minuten later lagen al mijn boodschappen op de band. Ik pakte zelf het ding – bestaat er een woord voor? – dat aangeeft dat de boodschappen er na van een andere klant zijn. De man na mij in de rij had dezelfde gedachte, hij reikte al richting het ‘balkje(?)’ en stootte met zijn hand tegen mijn hand.

‘Oh, sorry,’ bromde hij.
Hoezo ‘sorry,’ vroeg ik me af, wat doe je verkeerd?

De rugzak met boodschappen hing daarna zwaar om mijn schouders. De punt van het twee-voor-de-prijs-van-één pak sap prikte in mijn rug, precies tussen de achtste en zevende wervel van onder – of daar in de buurt, ik heb geen idee, maar het voelde niet erg gemakkelijk. Bij de uitgang stond de vaste straatkrantverkoper van deze supermarkt. Hij knikte me al vriendelijk toe:

‘Straatkrant?’ vroeg hij.
‘Nee, sorry…’ zei ik.
‘Geeft niks, goeie dag nog!’ glimlachte hij.
‘Ja, jij ook…’ mompelde ik.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 17 May 2013 Reactie: 0

MoederzwerfsterDe Utrechtse wijk Wittevrouwen is een witte wijk met welgestelde jonge gezinnen. Keurig, veilig en eenvormig, en dus een beetje saai. Prima wijk voor kinderen om hun eerste vijf levensjaren door te brengen, dat wel.

Ze stond bij de deur van een statig pand – zoals er alleen maar statige panden in deze ‘herenstraat’ van Wittevrouwen staan. Een ‘eind-dertig-moeder’ met kort praktisch moederkapsel, haar kind op één arm, een riem met een leverkleurige labrador aan haar andere arm en een lege Maxi-Cosi aan haar voeten. Ze stond te frummelen met haar sleutelbos.

Een ander vrouw kwam de moeder met kind passeren, ze hield even in, bleef staan en vroeg haar: ‘Mag ik even je kind zien?’ De yuppenmoeder keek verbaasd naar de vrouw, maar liet dan toch trots haar pasgeborene zien. Ik kende haar wel, die andere vrouw.

Enkele maanden geleden ging bij mij thuis de deurbel, ik stommelde naar beneden, deed open en zag een kleine dikke vrouw. Haar gezicht was vlekkerig bruin verbrand, alsof ze altijd in de zon stond, maar nooit zonnebrand smeerde. Een geleefd gezicht. Haar lange piekharen hadden een onbestemde askleur en plakten vettig om haar hoofd. Ze had een mintgroen trainingspak aan.

Ook toen kende ik haar wel, deze vrouw met haar ongezond zongebruinde gezicht. Ze stond meestal bij de supermarkt om de hoek. Altijd met precies dit mintgroene trainingspak aan. Ze verkocht daar het straatnieuws. Ik groette haar altijd. En dan liep ik door naar mijn huis.

‘Mag ik je wat vragen?’ vroeg deze vrouw in haar trainingspak, toen ik de deur voor haar opendeed.
‘Ja..,’ aarzelde ik.
‘Zoals je ziet ben ik zwanger…’ Ze aaide ostentatief met haar hand over haar dikke buik: ‘Heb je misschien een paar euro voor me, zodat ik vannacht een keer binnen kan slapen?’ ‘Voor mij en mijn kindje,’ voegde ze er aan toe.

Met twee grote passen passeer ik de yuppenmoeder met haar pasgeboren kind op haar arm en de mintgroene dakloze straatkrantverkoopster die naar het kind stond te gluren. Nog steeds een dikke buik, constateerde ik in het voorbijlopen.

Met elke pas die ik verder naar huis liep viel me een nieuwe gedachte in: Zou ze een paar maanden terug echt zwanger zijn geweest? Heeft ze überhaupt een kind gehad? Waar is dat kind nu dan? Wie wil er eigenlijk seks met haar? Andere zwervers? Of verdient ze tussen de bosschages van het Griftpark om de hoek in de schemeruren wat kleingeld bij…? Zou ze heel erg graag een kind willen? Zou ze in staat zijn haar dakloze bestaan op te geven voor haar kinderwens..?

Ik was thuis, draaide de sleutel in het slot, opende mijn deur, stapte naar binnen en deed de deur dicht.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 04 Apr 2013 Reactie: 0

SunswipeEen warmbloedige straatcultuur vloeit latent door de aderen van de Nederlander. Echt! De ware volksaard bewijst zich elk jaar aan het eind van de winter: Met opgerolde mouwen, met Ray Ban op de neus en chique drankjes kondigen we bij de eerste warme zonnestralen vanaf een terras Martin Bril’s Rokjesdag af. Alsof een natuurfenomeen zich laat sommeren…

Ik liep op Tweede Paasdag door mul zand over de smalle zeereep op zoek naar een geschikt terras voor mijn offerrite, in blijde verwachting van een aanstaande lente. De strandtent op dit Noordwijkse strand was geen kierend schamel bouwsel, dat elk voorjaar opnieuw op het stuifzand wordt opgebouwd; nee, een waar houtenpaleis, met vrolijke torentjes in pasteltinten doemde op achter het lage duin.

Het hippe volk zat amechtig op het trendy strandmeubilair achter de zomerdrankjes: Rosé, Prosecco en Spritz. Allemaal heel erg seizoen 2012, of zelfs van nog eerder. Wat zou het modieuze drankje van 2013 worden?

Ik vond een geschikte tafel met stoel. De koude wind uit het noordoosten werd gebroken, door zon, zee, zand verweerde houten wanden van de strandtent. Het kon net. Het kwik kroop op deze plek – uit de wind en in de zon – op tot net 8, – misschien heel even – 9 graden… Bóven nul, dat wel! En dat was al heel wat, na deze winter met maandelijks supplement.

Aan de tafel naast me zat een Duitse vrouw met obesitas en een iPhone. Er was geen plek op de beschermhoes van haar telefoon onbezet met plastic stras steentjes. Al haar aandacht was gericht op de wereld in haar kostbare apparaat. Ook haar dochter, in alles een kopie van haar moeder. Alleen turen in en aaien over het scherm: Swipe away door de wondere wereld van facebookberichten.

De man van dit gezin keek eenzaam om zich heen. Hij was niet zo ‘in touch’ met de moderne communicatietechniek. Hij had gouden ringen om zijn worstenvingers en twee honden aan een met ‘spikes’ afgezette riem. Bulterriërs, geen pitbulls, maar vervaarlijk genoeg om de lente aanbiddende mens te intimideren en het ‘dogswipen’ te beletten. Af en toe communiceerde de man een rukje aan de riem zodat de beesten wisten wie de baas was; hij hield de lijnen kortaf.

Ik bestelde een kop cappuccino en draaide mijn gezicht naar de zon. Het terras vol kleumende Nederlanders en swipende Duitsers hield stug vol. De hint van zout op mijn lippen ging ik nu snel proeven. De wind blies mijn haren al tot een wanordelijke pruik. Maar bovenal: Straks, als ik al lang weer thuis was, dan is er die gloeiend zinderende ‘afterparty’ op mijn huid die we bij ons thuis: ‘de zon in je gezicht’ noemen, maar die anno 2013 vast ‘sunswipe’ gaat heten. De lente is begonnen!

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 04 Jan 2013 Reactie: 0

NieuwjaarsbonusVoor de eenzame man leent de jaarwisseling zich bij uitstek om hier en daar een vrouwenkus te stelen. Voor vijf dagen zijn alle vrouwen vogelvrij voor gewassen en ongewassen kerels. En niet één kus, drie zoenen! We doen het op z’n Hollands.

En dan het liefst die hele mooie hautaine vrouw, die schalks wordt beslopen met een zeer welgemeend: ‘Gelukkig Nieuwjaar!’ om dat dan direct te verzilveren met een overrompelende drieklapper. Een vent met een beetje humor laat zijn baard drie dagen staan, zodat ie lekker prikt. Flauw, maar leuk.

Een goede vriendin zoen je gewoon geoorloofd op de mond. Dat doe je het hele jaar niet, alleen beschaaft een kusje op haar wang, maar in dat ene magische minuutje vlak na middernacht is heel even alles intenser. Klein genoegen aan het begin van elk nieuwe jaar.

Maar wie kom je tegen in de korte ‘window of opportunity’ vlak na 1 januari? Na het eetfestijn met de kerstdagen en de oliebollen tijdens de jaarwisseling ligt Nederland dan op de bank uit te buiken.

Ik liep bijvoorbeeld naar de supermarkt om de hoek. Uitgestorven. Ik kon zo doorlopen naar de kassa, met mijn halfvolle mandje. De mooie vrouwen van Utrecht hadden even geen nieuwe kruidenierswaren nodig, of ze hebben geen boodschap aan mijn welgemeende nieuwjaarswensen.

Ik had ook niet veel nodig, maar ik moest wel. De zegelspaaractie eindigde deze week. Ik moest nog drie zegels. Een aantal dat ik never nooit ging halen. Had ik anderhalve maand voor niets zegeltjes gespaard en geplakt. Dus ik moest zinloos bijkopen. Precies de reden waarom de supermarkt een zegelspaaractie organiseert. Ik was er in getuind.

Tijdens deze dagen vol beste wensen ziet een caissière er natuurlijk het liefst uit als een blozende studente, met lang blond haar en grote ogen – die je verlangend om jouw nieuwjaarszoenen toe smachten, terwijl ze sensueel boodschappen laat ‘biepen’. Althans, in die eenzame mannenfantasieën. De droomwereld waarin ook de boodschappenband totaal geen onoverbrugbare hindernis is.

Helaas trof ik de kille werkende deeltijdmoeder die chagrijnig haar uren kassacorvee uitzat. Verbolgen dat haar ambities waren vervlogen zonder dat ze ooit hoger op de ladder van het supermarktwezen was geklommen.

Zwijgend leegde ik mijn mandje op de band. Nurks biepte het ijskonijn mijn boodschappen af.
‘Oja,’ zei ik alsof ik het ter plekke bedacht, ‘nog een heel gelukkig Nieuwjaar!’
De koele caissière ontdooide achter haar kassa: ‘Ja, het is nog net nieuw jaar…’ ontkende ze toch nog bijna de grond onder mijn zeer welgemeende wens. Om daarna licht opgewarmd te vragen: ‘Wilt u de bon?’
‘Ja graag,’ antwoordde ik beleefd, ‘en de zegel graag.’ Ik legde een beetje nadruk op het enkelvoud van het woord ‘zegel’.
De nu gesmolten caissière reageerde perfect: ‘Hoeveel zegels moet je nog?’
‘Drie,’ zei ik direct en naar waarheid, me terdege bewust dat ik met mijn aankoopbedrag net aan recht had op slechts één…
‘Een, twee, drie!’ pelde de caissière af van haar dikke rol zegels: ‘Alsjeblieft.’
‘Dank je wel!’, bedankte ik beleefd.
Geen kus, wel zegels. Spaarkaart vol. Bonus!

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 17 Dec 2012 Reactie: 0

Koekebakker‘Koekenbakker!’ hoorde ik roepen over het plein. Het was lang geleden dat ik dat woord had gehoord.

De man die het riep stond twintig meter verderop. Een bonkige kerel van bijna veertig, maar met het afgewerkte gezicht van begin vijftig. Hij had grauwe werkschoenen met stalen neuzen aan, een ouwe spijkerbroek met gaten en een gewatteerd houthakkershemd als jas. Het zou mij niet verbazen als hij ergens in de bouw werkte, of een ander ambachtelijk buitenberoep.

Ik loerde om me heen om te zien wie deze kerel zo toe riep. Het plein van Vredenburg in Utrecht was uitgestorven. Tegen wie riep die vent: ‘Koekenbakker?’ Niet tegen mij bleek, want hij keek triomfantelijk naar de visboer in een van de kiosken op het plein.

Het ‘Koekenbakker’ klonk niet als plagende bijnaam, zoals je een visboer ook: ‘ouwe schelvis’ zou kunnen noemen. Een bijnaam die misschien ook logischer zou zijn voor een visboer, dan ‘koekenbakker’… Deze bouwvakker sprak het woord meer uit als in een eureka; alsof hij al dagenlang langs de kiosk liep, denkend wat voor naam de visboer ook al weer had – hij wist het heus wel… – en juist nu schoot het hem te binnen: ‘Koekenbakker!’

De reactie van de visboer op deze triomfantelijke vrolijkheid van de bouwvakker was daarom des te verrassender: ‘Hallo…?’ klonk het sec uit de kiosk, als in: ‘kan ik u helpen?’ En daarna niets, geen: ‘Hey, Bob de Bouwer’ of zo… De zo enthousiast begonnen conversatie sloeg meteen dood op de grijze tegels van het lege plein.

Moederziel alleen stond de bonkige kerel met zijn handen in zijn zij te wachten op een bevestigend antwoord dat niet kwam. Ik deed alsof ik er niet was en hoopte dat hij me niet zag staan – midden op het plein. Enigszins bedremmeld draaide hij zich om en liep in tegengestelde richting weg. Ik kon maar één woord bedenken om hem te omschrijven…

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 07 Dec 2012 Reactie: 0

Reisverblinding‘Ben je er nog?’ De man slingert zijn vraag met een hoge piepstem ongericht de stationshal in. De hoge bogen van de overkapping echoën de kakofonie van duizenden kelen die vragen om informatie over de treinstoring.
‘Als ik weg ga, zeg ik het tegen u’ probeer ik de man gerust te stellen – het is al de derde keer dat hij checkt of ik er nog ben.

We staan voor de Kiosk in de centrale hal van Utrecht Centraal, in een lange rij van gestrande reizigers die hun gratis kopje troost van de NS komen incasseren. Net niet helemaal in lijn met de rij andere wachtende, de man kan natuurlijk niet zien dat hij net iets te veel naar rechts staat. De rij heeft door ons nu een rare bochel.

Zijn hond ligt kalm en rustig op de grond te wachten op wat komen gaat, kop over èèn voorpoot heen, ogen dicht. Bij een blinde geleidehond denk je aan een frisse blonde Golden Retriever, met een trouwe maar schrandere oogopslag, die alert om zich heen kijkt of de blinde baas niet tegen een misplaatste reclamezuil loopt. Afgezien van het blinde tuigje met beugel ziet deze zwart wit gevlekte stamboomloze asbak met grijze haren om de neus er niet naar uit dat hij zijn baas ervan zal weerhouden onder lijn 9 te lopen.

‘Hij is helemaal van slag’ zegt de blinde man, hij wijst naar een lege plek op de grond net naast zijn hond, ‘al die mensen. Het is te druk voor hem…’ De hond tilt zijn kop op, gaapt, likt zijn snorharen en ploft weer neer. Een beetje slijm zakt uit zijn snuit op de tegels van de stationsvloer.
‘Ben je er nog..?’
‘Ja, ik ben er. Vlak naast u…’

Vanochtend heeft hij bij het scheren een plukje baardharen op zijn wang overgeslagen. Vlak boven zijn rechter slaap bungelt een klein poliepje dat er om vraagt om achter een nagel te verdwijnen. In een verder netjes gekapt kapsel steekt een pluk tegendraads de ongekamde richting uit. En zijn grauwe vormloze overhemd is gekreukeld, alsof hij er – per ongeluk – ook in geslapen heeft. Kleine dingen, zaken die opvallen als je jezelf in de spiegel bekijkt.

‘Hoeveel is het?’ piept de man. Zweet parelt op zijn voorhoofd.
‘Vijf, veertig’ antwoord ik.
De blinde man staat wijdbeens, zijn witte wandelstok met de waarschuwende rode banden klemmend onder zijn flinke pens en aldus zijn handen vrij om naar zijn portemonnee te tasten. De hele rij smachtende Kioskkoffieklanten bekijkt ongegeneerd dit tafereel: De man, diep voorovergebogen, leunend op zijn wandelstok, starend in het niets, tastend in zijn portemonnee naar munten die samen vijf euro veertig maken.

‘Loop je nog even mee naar het busstation?’ vraagt de man met zijn hoge piepstem. ‘Ik ga maar naar huis, hier kom ik niet doorheen…’
Voorzichtig manoeuvreer ik man en hond door de reizigersdrukte en de stationsverbouwing via alternatieve routes richting het busstation aan de andere kant van Utrecht Centraal.