SCHRIJVER
Posted by: In: Bijzonder Alledaags 01 Mar 2018 Reactie: 0

Mijn ogen glijden telkens over hem heen, en weer van hem af. Als ruitenwissers. Niet om mijn beeld van hem te wissen, maar om te verversen en telkens nieuwe details te ontdekken. Ik ben onweerstaanbaar gefascineerd door zijn verschijning, maar ook bang voor oogcontact. Ik wil hem niet het idee geven dat ik hem zit te bekijken, omdat ik hem maar gek vind. Maar ik zit hem natuurlijk wel volledig te observeren. De lange man tegenover me, met het kind van zes, of zeven.

 

Het perron van Gouda is tochtig en de dag is druilerig. Het station is nagenoeg verlaten. Mijn aansluiting is op een vertrouwde manier beroerd. Kwart voor twaalf. Nog een kwartier wachten op de volgende trein. De man en het kind zitten tegenover mij in de afbladderende wachtruimte waar je ogen weinig vertier vinden. Hij heeft zijn arm om het kind geslagen en aait haar af en toe over haar haren.

 

Ik zwiep met mijn ogen van links naar rechts: Sluik haar tot op zijn schouders. En terug van rechts naar links: Een weke kin, gladgeschoren, maar toch al met die lichte stoppelwaas van een snelgroeiende baard. En weer zwiep ik naar rechts: Zwart gerande kunstzinnige bril. Een unisex mosgroene parka en een blauwe spijkerbroek. Gemakkelijke blauwe sneakers van Adidas. Eigenlijk is alles aan deze man seksloos en sekse loos.

 

‘Pap…?’ vraagt het kind. Ze heeft een rugzakje van Dora op haar schoot en houdt het met twee handen vast.
‘Ja…?’ zegt de man met zachte stem.
‘Een meisje bij mij in de klas zei dat als je precies op twaalf uur een gek gezicht trekt, dan blijft je gezicht altijd zo staan.’ Het kind beweert het met grote stelligheid.
‘Ja, dat is zo…’ knikt haar vader.
Ik glimlach. Die geruchten heb ik ook gehoord. En hoewel het nooit bewezen is, blijft het gerucht hardnekkig. Op klokslag twaalf uur lach ik altijd. Just in case…

 

Zwiep: Zijn ogen zijn overvloedig geaccentueerd met zwart oogpotlood. Zwiep: Om zijn nek hangt aan een leren veter een fragiel zachtroze hartje van rozenkwarts. Zwiep: Groene nagellak op zijn tien vingers. Donkerblauwe ronde oorbellen, waarschijnlijk van plastic. De sentimentele kant van het vrouwelijke benadrukt, maar niet de ervaring opgedaan met de subtiele verhoudingen. Een pastis van frobeliche kitsch.

 

‘Pap,’ begint het kind weer, ‘Dat meisje vertelde ook dat er bij ons op school een jongen is bij wie dat gebeurd is…’ Ze is bloedserieus. Niet bang. Ook niet bezorgd of verdrietig. Ze stelt een feit vast. Ik glimlach nu veel breder. Dit soort geruchten moet je blijven bevestigen. Just in case… Als volwassenen het magisch denken van kinderen kapot maken gaat er een wereld voor ze verloren en een toekomstig vrije denker voor onze maatschappij. Haar vader ziet mijn brede glimlach en schiet zelf in de lach.
‘Waarom lach je…’ vraagt het kind bozig aan haar vader.
‘Nergens om,’ probeert hij zijn ‘out of character’ te redden.
Maar ze vertrouwt het niet helemaal. Stuurs kijkt ze voor zich uit. In de veronderstelling dat ze niet serieus wordt genomen door haar vader. Hij slaat een arm om haar heen en zegt: ‘Gelukkig is het niet twaalf uur nu.’

 

Grote neusgaten. Als mijn ogen voor de zoveelste keer over hem heen zwiepen vallen zijn grote neusgaten me opeens op. De eerstvolgende paar steelse blikken die ik werp ontkomen niet aan de gravitatie die van zijn neusgaten uitgaat. Het zijn werkelijk grote neusgaten. Daar kunnen dingen in verdwijnen… De trein dendert het station in. Eén minuut voor twaalf. Mooi op tijd. Ik glimlach.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 01 Jun 2017 Reactie: 0

Ze zitten op de rand van een betonnen plantenbak op perron 12 van station Leiden. Ik zit in de stiltecoupé van de intercity naar Utrecht, maar we vertrekken pas over een kwartier. Het is onmogelijk om die twee op de rand van de plantenbak niet te zien: het station is verlaten, alle tussenliggende perrons zijn leeg. Zodra ik op de bank van de vierzitter neer plofte en uit het raam keek, zag ik hun direct zitten op perron 12. Alsof ik naar een privé voorstelling keek.

Twee twintigers op de rand van een betonnen plantenbak. Ze hebben een Indisch uiterlijk, of Pakistaans, of hindoestaans… dat maakt ook eigenlijk helemaal niet uit. Ze zitten te vozen. Ze zitten te liefkozen. Ze zitten ongegeneerd, alsof ze onbespied zijn, midden op een leeg perron een paringsdans te performen. En ik ben achter de aan de buitenkant met modderspetters besmeurde ramen van de intercity hun ongeziene publiek. De voorstelling begint.

De jongen duwt kussen op de mond van het meisje. En zij duwt zijn kussen terug. Net iets ruwer dan lief. Net iets ruiger dan gepassioneerd. Hun hoofden als slaginstrumenten. Om en om een kus op de mond van de ander. Kussen als kleine klapjes. Niet te verwarren met de ‘klapkus,’ dat is een verschrikkelijke gewoonte van tantes met overgewicht die je met veel misbaar een luidruchtige kus op je mond willen drukken. Vaak nogal natte klapkussen… De kussen die deze jongen en dit meisje uitwisselen zijn geen klapkussen, dit zijn ‘duwkussen.’

Ogenschijnlijk zonder aanleiding geeft het meisje de jongen opeens een echt klapje in zijn gezicht. Ze daagt hem uit. Nog een klapje. Hij geeft een klapje terug. Veel zachter dan de klap die zij hem uitdeelde. Als een echt meisje probeert ze hem met twee handen een hele serie spartelende klapjes op zijn hoofd te geven. Hij pakt heel beheerst haar twee polsen en bevriest de status quo. De stiltecoupé houdt haar adem in…

Het hoofd van het meisje maakt weer die duwkus beweging, maar dit keer duwt ze haar kus niet op zijn mond, ze spuugt. Geen rochel, ze is niet in het offensief, maar ze doneert liefdevol een klein beetje spuug aan hem. Het lijkt smerig, maar wat is er smerig aan het uitwisselen van spuug tussen geliefden? Het is een soort ‘luchtkus’ eigenlijk. De jongen duikt weg voor de luchtkus van het meisje. Hij pakt haar, omarmt haar, klemt haar, knuffelt haar en kust haar. Ze duwt kussen terug.

Plots staat het meisje op, loopt drie passen van hem weg. Haar hoge hakken maken haar houding soeverein en maken van haar billen een heerlijke kont. We kunnen het allemaal prima zien vanuit de stiltecoupé, dus we kijken. Het is niet anders… Hij loopt achter haar aan. Hij kan niet anders. Ze draait zich om. Ze vallen in elkaars armen. Ze omarmen. Kussen. Teder nu. Al snel gulziger. Geiler. Hij streelt haar heerlijke kont. Schuift haar blouse iets omhoog en zoekt met graaiende vingers naar haar borst. Ze laat hem toe…

Traag komt de intercity in beweging. Binnen 10 seconden is perron 12 met de performance van een paringsdans uitgevoerd door een jongen en een meisje uit het zicht verdwenen. Om me heen hoor ik mijn mede treinreizigers door de stilte van de stiltecoupé heen zuchten. De aan de buitenkant met modderspetters besmeurde ramen van de intercity zijn aan de binnenkant wazig van de condens… Onze hoofdconducteur kraakt door de intercom: ‘Goedemiddag, u bevindt zich in de intercity naar Utrecht. We zijn op tijd vertrokken…’ We zijn op tijd vertrokken. Daar denken wij vandaag heel anders over…

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 11 May 2017 Reactie: 0

‘Kijk dan, mam!’ klinkt het enthousiast.

 

Over het Scheveningse strand loopt een bonte optocht traag langs de vloedlijn, van noord naar zuid, keert bij de havenhoofden om en kuiert terug richting de pier. Dagjesmensen uit de provincie. Exotische expats uit Den Haag. Gezinnen met gillende kinderen in kleurige laarzen. Dit paasweekend is de start van het nieuwe strandseizoen. Vandaag nog geen handdoekje naast handdoekje. Er staat een flinke bries. Vandaag waait Nederland de winterdepressie weg.

 

Op zee wordt de horizon bijna aan het oog onttrokken door een wirwar van matrasvormige vliegers van kou trotserende kitesurfers. De een na de ander wordt door de wind uit het water getrokken om meters verder weer in zee te plonsen. Een veelkleurige en vrolijk anarchistisch schouwspel, dat door haar dynamiek en onvoorspelbaarheid geen moment verveeld. Dezelfde aantrekkingskracht die de flakkerende vlammen van een kampvuur hebben of de golven die hier aan mijn voeten in de branding stukslaan op het strand. Je kan er uren naar kijken.

 

‘Kijk dan, mam!’ De stem klinkt niet ver achter mij.

Ik loop inmiddels met de haven in mijn rug terug richting de pier. De wind waait mijn haren voor mijn ogen en de woorden langs mijn oren.

‘Kijk dan!’

‘Waar lieverd?’

‘Daar! De sprongen die ze maken. Wel twaalf meter hoog!’

Het enthousiasme waarmee de tekst wordt uitgesproken past niet helemaal bij het timbre van de stem; dit is geen kinderstem.

 

Een zweem rook van een sigaar strijkt langs mijn neus. Sigarenrook. Ik wil me niet omdraaien om te zien welk groot kind met mannenstem sigaren rookt en zo enthousiast kan zijn over kitesurfers. Ik hoef me ook niet om te draaien, mijn pas vertragen is genoeg. Moeder en zoon wandelen mij rechts voorbij.

 

Ik werp een blik opzij. De moeder is een kleine vrouw met grijs haar. De man is inderdaad van middelbare leeftijd. En hij heeft een flinke corona tussen zijn vingers waar hij lustig aan lurkt. De man is fors, twee koppen groter dan zijn moeder, maar hij heeft een kinderlijke uitdrukking in zijn gezicht; alsof hij de wereld voor het eerst ontdekt. De belegen connotatie die aan de sigaar in zijn mond kleeft, detoneert vervreemdend met zijn naïeve open blik en enthousiaste stem.

 

‘Dat wil ik ook kunnen,’ verzucht de man.

‘Nou, als jij zo’n sprong kan maken, lieverd, dan maak ik een foto hoor…!’ belooft zijn moeder.

Moeder en zoon kuieren verder langs de vloedlijn richting de pier. Ik zie de zoon nog verschillende keren druk gesticuleren en wijzen naar de kitesurfers. De arm van zijn moeder gaat een paar keer over zijn rug, haakt daarna in de arm van haar zoon en trekt hem dan dicht tegen zich aan.

 

Moeder en zoon lossen op in de bonte optocht langs de vloedlijn, zoals de sigarenrook vervlogen is in de voorjaarsbries die de kitesurfers zulke hoge sprongen laat maken. Een man met een hondenriem in zijn hand veegt met de punt van zijn schoen terloops een niet afdoend laagje zand over de door zijn trouwe viervoeter sluiks op het strand achter gelaten behoefte; net niet genoeg om de kleine verrassing te verbergen voor spelende kinderen. Een cadeau voor ergens later tijdens het komende strandseizoen.

 

Het voorjaar is begonnen.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 03 Nov 2016 Reactie: 0

champagnegalaWe zijn in blijde verwachting. De première was geweldig. De show spectaculair. Geen van de acteurs is uit het kostuum gevallen. De muziek van Elton John ontroerde toch weer… En nu wachten we af. Met ons glas in de aanslag. De ambiance is poep chic. De hapjes haute cuisine. De dress code ‘black tie’: Heren hebben een glanzende smoking aan en de dames dragen cocktail japonnen van dunne stof met een open ruggetje. We wachten op de cast & crew; ze komen nu elk moment van die trap af.

 

‘Champagne!’ In mijn oortje hoor ik de ironische commentaren van Gert Jan Dröge. Zijn geest waart als het spook van de opera nog rond in het circustheater van Scheveningen.

 

Voor aanvang nog even schuifelen over de rode loper, in de rij voor genodigden: Ingang ‘Nala’. Ingang ‘Simba’ is vlak naast Nala en voor de nodige genodigden – de gasten die er bij moeten zijn – die rij is een stuk korter. Aan weerszijde van de rode loper dromt het volk samen om zich te vergapen aan ons opgedofte bofferds die naar binnen flaneren. De nouveaux riche van Nederland. En de mazzelende krabbelaars die via via een kaartje hebben gekregen voor dit gala. Mensen in een gehuurde smoking die selfies maken op de rode loper…

 

De cast & crew zijn fashionably late. Drie dames met een open ruggetje worden wat ongeduldig. ‘Het wankelen op hun pumps en het rondkijken alsof ze op de bus staan te wachten verraden dat deze dames mazzelende krabbelaars zijn via het via via circuit,’ leer ik via mijn oortje. Zelf oefen ik heel onopvallend mijn pose. Linkerhand nonchalant in broekzak. Glas champagne casual op heuphoogte. Ironische grijns op mijn gezicht waarmee ik nog alle kanten op kan.

 

Hoe anders geeft de geblondeerde madonna in haar lange beige japon een acte de présents. Met een decolleté tot vlak boven haar navel is het mij een raadsel hoe haar borsten op hun plaats blijven zitten, terwijl ik van haar toch ruim zicht krijg op haar halve manen en ik ook uitgebreid de tijd neem om dit kunstwerk te bekijken. De geblondeerde madonna beweegt zich echter gracieus, zelfverzekerd en doelgericht, met een bewuste vertraging in haar bewegingen; ze is niet eager, ze is al lang thuis en dat weet ze.

 

‘En, hallo! Daar zìjn we weer!’ roept Gert Jan in mijn oortje. Ik kijk om me heen en zie: Jan des Bouvrie! In levende lijve en hoogst eigen persoon. Het adagium ‘alles wit’ geldt inmiddels ook voor zijn haarkleur. Hij loopt wat voorovergebogen. Jan is een beetje die oude seniele oom geworden die je niet uitnodigt voor je feestje, hij komt gewoon en je kan hem niet weigeren. Vroeger ingang Simba, nu ingang Nala, of eigenlijk de noodingang. Zijn decorum is echter nog in takt. Schrijf Jan niet af. ‘En om eerlijk te zijn mis je de man toch ook als hij er niet bij is: Een gala is pas een gala als Jan er is geweest…’ becommentarieert Dröge dubbelzinnig, ‘Champagne!’

 

Nog steeds geen zicht op een aanstaande trapscène… Iemand heeft inmiddels pizza besteld. Het personeel loopt rond met opengeklapte dozen van Domino’s. In gedachte stel ik me de scène voor waarin de Marokkaanse bezorgers met integraalhelmen op zelf de pizzapunten zouden ronddelen. Volgens mijn oortje is dat mogelijk een racistische gedachte. Mijn aandacht wordt echter getrokken door twee kirrende actrices, die ik herken van televisie. Ze wijzen naar de puntzakken patat die worden binnengedragen

 

Het kan nu niet lang meer duren… Ome Albert zelf heeft nog snel een rendez vous met ex Onno. Ex Onno kwam aanlopen, met een snelheid alsof hij ome Albert straal voorbij zou lopen, tot hij op het laatste moment, op gelijke hoogte van zijn voormalig ego gekomen, plotsklaps een hoek van 90 graden maakte en voor zijn neus stilstond. Geneusd werd er vervolgens niet. Wel gekeken. Lippen bewogen wel, maar zeiden: ‘Hoi’ en ‘Hai’. En daar stond ex Onno… ‘Champagne!’ merkte Dröge op.

 

Net voordat onze spanningsboog knapte onder het geweld van drank en een vette bek staat de stoet bovenaan de trap, om trede voor trede naar ons af te dalen. ‘Het was me het feestje wel…’ verzucht mijn oortje. Gaat het weer een beetje, meneer Dröge? ‘…’

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 13 Oct 2016 Reactie: 0

aardbeiparticipatieIemand die aardbeien verkoopt heeft natuurlijk sowieso een gunfactor. Iemand die in september nog aardbeien verkoopt is helemaal een held. Maar iemand die bij pannenkoekenrestaurant Rhijnauwen op een tuinstoel zit, onder een parasol, met twee kratjes aardbeienbakjes, iemand in een groene stofjas, met kort grijswit haar, een zwart gerande bril en een spastische trek in zijn lijf, zo iemand wil je knuffelen.

 

Het is een typische Hollandse nazomerdag in september. De eiken van Amelisweerd zijn schoorvoetend begonnen met verkleuren. Het bos is vol dagjesmensen. De zon doet haar best, het is nog dik twintig graden Celsius. We zijn naar De Veldkeuken gereden, maar dat terras zat vol. Nu strijken we neer op het overvolle terras van het pannenkoekenrestaurant.

 

Tegenover me verkoopt de oude man in groene stofjas een bakje aardbeien. Een vrouw in knickerbocker wacht geduldig op haar bestelling. Ze heeft in haar linkerhand een bankbiljet en houdt haar rechterhand alvast half open om het bakje aardbeien in ontvangst te nemen.

 

Alsof al zijn gewrichten zijn vastgezet knipmest de man vanuit zijn onderrug recht naar het blauwe krat om een bakje te pakken. Vervolgens vist hij met een zelfde stijve buiging uit een ander kratje een bruin papieren zakje. Bakje aardbeien in zijn linker hand, papieren zakje in zijn rechter. Het is alsof de man in groene stofjas een clownsshow weggeeft: Hoe krijg ik dit bakje aardbeien in het zakje, terwijl mijn ellenbogen niet kunnen buigen? Met rechts wappert hij de papieren zak open. Met links maakt hij schijnbewegingen; het lijkt alsof hij bij gebrek aan buigmogelijkheden in zijn armen de aardbeien met bakje en al in de papieren zak wil gooien. De vrouw in knickerbocker steekt bezorgd haar handen meer naar voren, in een halfslachtige poging de aardbeien op te vangen, mocht de man misgooien. In één, twee, drie, huppakee, zo snel dat niemand echt heeft kunnen zien hoe de man de truc volbracht is het bakje aardbeien opeens verdwenen in de papieren zak.

 

Ik voel hoe de lucht uit mijn lijf ontsnapt en hoe mijn lichaam ontspant. De vrouw in knickerbocker neemt iets te snel de aardbeien van de man in stofjas over. Ze geeft hem haar biljet van 5 euro. De man neemt het biljet met rechts over, stopt het weg in de rechterzak van zijn stofjas en graait met links in de linker zak. Hij vist een kleine schat aan muntjes op. Wankelend alsof hij beneveld is bij het zien van zijn vermogen kijkt de man naar de metalen rijkdom in zijn hand. De duim van zijn rechterhand glijdt repetitief langs de vier andere vingers van die hand, alsof hij constant zijn vingertoppen voelt. Je vingers er bij af likken ziet er ook zo uit, maar hij doet dat met een duim in plaats van zijn tong. Onverwacht schiet zijn rechterhand naar de kleine schat zoals een reiger met zijn snavel naar een visje prikt. De vrouw in knickerbocker neemt haar wisselgeld in ontvangst.

 

Met tien passen sta ik zelf onder de parasol. De man kijkt me vragen aan. Zijn lip trekt in één hoek licht omhoog, waardoor hij een chronisch ‘what the fuck’ gezicht trekt. Ook zijn handen staan licht krampachtig naar binnen. Heel zijn lijf lijkt kromgetrokken van spanningen.
‘Een bakje aardbeien graag,’ bestel ik.
Een stijve buiging richting het laatste bakje aardbeien volgt.
‘Teelt u de aardbeien zelf?’
‘Ja! Biologisch. Ze zijn biologisch.’
Ja, dat zijn aardbeien sowieso, denk ik. Maar deze aardbeien zien er wel heel glanzend uit… Niet zo groezelig als de aardbeien van mijn balkon. Of heeft deze man in stofjas groene vingers?

 

Tien minuten later steekt een kleine wagentje achteruit het pad op. De man heeft zijn waar verkocht en gaat op huis aan. Waar zou hij nu naar toe rijden? En wie heeft hem hier heen gestuurd? Ik verdring die gedachten, dat hij eigenlijk voor een beschermde werkplaats werkt. De bullshit van de bevoogdende participatiemaatschappij, bedacht door hokjesdenkende bureaucraten die nog nooit aardbeien bij iemand als deze man hebben gekocht. Ik koester de charme van het tafereel dat ik zojuist heb gezien: Een oude spastische man in stofjas die aan de lopende band aardbeien verkoopt. Ik grinnik als zijn wagen brommend wegscheurt. Met 45 kilometer per uur.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 29 Sep 2016 Reactie: 0

roadtripZacht deint het dorstige landschap van geel stro voor me uit. Eindeloze golven met plantrestanten van wat in de afgelopen maanden onder de zuidelijke zon heeft liggen blakeren en rijpen. Roodbruine eikenkruinen kuiven de toppen van deze droge zee. De herfst schildert de wereld al vroeg in haar bedrieglijk warme tinten dit jaar.

 

Een truckchauffeur gooit zijn zestien meter consumenten meuk naar links om op de tweebaansweg tergend langzaam een container vol weekmakers uit China in te halen. Ik rem af, schakel terug naar vier, klaar om de combinatie voorbij te schieten zodra de zestienmeter consumenten meuk weer naar rechts gaat.

 

‘Speedway at Nazareth,’ Track 10 van de cd Sailing to Philladelphia start in. Ik draai de volume knop nog iets harder. Het eindeloos voort pompen van de beat: nunka nunka tsjakka tsjakka nunka nunka tsjakka tsjakka nunka nunka tsjakka tsjakka… en de gitaarrifjes van Mark Knopfler die hypnotiserend om de beat heen blijven zeilen, nooit oplossend in een slotakkoord, maar altijd een einde als opmaat. Het mooiste deel van de track is het uitlopen dat maar door gaat. Tijdloze variaties op het thema.

 

Ik kijk naar de bijrijders stoel. Er zit niemand, maar leeg is de stoel niet. Droge bierworstjes. Half stokbrood. Hele lekkere camembert. Een blik ananas. Yoghurt drink. Netje sinaasappels. Flesje cola. Bus Pringles. Een wegenkaart van Frankrijk. Dit is een roadtrip naar Fabre Vieux, Cahors, Zuid Frankrijk.

 

De zestienmeter consumenten meuk knalt terug naar rechts. Ik geef gas, laat los, trap de koppeling in, trek mijn pook naar vijf, laat de koppeling terug komen en geef opnieuw gas. De truck spuit naar achter. De weg duikt naar beneden. Mijn rechterhand schiet op fysiek geheugen naar het vakje onder de pook. We dalen meer dan 7%. Mijn oren klapperden eerst nog, maar suizen nu net zo hard als we dalen. Uit het vakje graai ik drie dropjes. Ik kauw, slik, kauw en slik mijn trommelvliezen terug in hun neutrale stand.

 

Het is begonnen met regenen. Geen zomers buitje, maar een fikse herfstbui klettert tegen mijn voorruit. Het dorstig deinende landschap met hun kuiven van roodbruine eiken verdwijnen achter het regengordijn. De ruitenwissers dansen eentonig hun volksdansje. Er zijn nog enkele auto’s op de weg. Soepel stuur ik de wagen van rechts naar links en terug naar rechts. Het is een spel om de snelheid constant te houden, om de weg op te eisen, de linkerbaan klevers rechts te wijzen.

 

Mijn achteruitkijkspiegel kleurt flakkerend politieblauw. Ik knal de wagen naar rechts. Drie zwarte en geblindeerde SUV’s van Renault stuiven me links voorbij. Alsof ze aan elkaar geklonken zijn zo strak rijden ze op elkaar. Eén of andere hotemetoot. Ik stuur naar links, achter ze aan. Vijf seconden heb ik de presidentiele illusie dat ik een escorte heb van drie zwaailichten, maar al snel is het flakkerende blauw opgelost in de regenschaduw.

 

Een witte lichtflits schiet uit de rechterberm. Hoe hard rij ik eigenlijk? 125. En hoe hard mag je hier… 130… 110 als het regent. Juist… Binnen twee weken op de mat.

 

Peage. Terwijl ik afrem laat ik routineus het raampje alvast zakken. Voor de slagboom komt de auto tot stilstand. Met links pak ik de ticket uit de automaat, terwijl ik tegelijk met rechts naar één schakel. De slagboom schiet omhoog. Gas, schakelen, raampje omhoog, schakelen, ticket in het vakje, schakelen, rijbaan kiezen. Ik heb geen creditcard en slechts €15,- cash bij me… dat wordt interessant straks. Cahors, nog vijfhonderd kilometer te gaan. Nunka nunka tsjakka tsjakka nunka nunka tsjakka tsjakka, Mark Knopfler op repeat.

 

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 29 Oct 2015 Reactie: 0

Grote broer‘Hey! Ouwe reus!’ Ik spreid mijn armen en loop mijn neef tegemoet. Hij staat met zijn vader te wachten in de deuropening. Zijn kleine lijf tot zijn nek verstopt in een rood-wit gestreepte trappelzak, een knuffel in zijn hand en de middagslaap hangt nog een beetje tussen zijn warrige blonde lokken. Tweeëneenhalf jaar oud en al één turf hoog.
‘Ik heb een baby…’ zegt de ouwe reus meteen.
‘Echt waar?!’ speel ik verbazing, ‘Wat leuk! Waar heb je die verstopt? Hier?’ Ik kietel hem op zijn buik.
‘Nee…’ zegt hij verlegen, ‘Daar…’ Hij wijst naar de woonkamer.
‘Zullen we daar dan even gaan kijken?’
‘Ja…’

 

Voordat ik bij een wieg in de buurt kan komen word ik door mijn neef naar de speelhoek gelokt: ‘Jorrit, nieuwe vrachtauto zien?’
De rules of engagement die Jorrit vooraf met de vader van mijn neef heeft afgesproken waren helder: Alsjeblieft ook aandacht voor de reus van één turf hoog… Jorrit had dat zelf ook al verzonnen, een rekensom die niet heel ingewikkeld was… In de speelhoek staan zijn nieuwe aanwinsten. Een vrachtauto, een puzzel, een eigen babypop en nog zoveel ander nieuw speelgoed. De prentenboeken over peuters die een broertje of zusje krijgen liggen verlaten in een hoek.

 

Dan meer eerst de traditionele beschuit met muisjes. Roze muisjes. Een hoopje trappelzak ligt als vodden op de vloer. De trappelzak beweegt niet. Een kruin van blonde lokken verraadt nog net waar mijn neef zijn gezicht onder de bank heeft verstopt.
‘Kom je ook op de bank zitten? Dan krijg je ook nog een paar muisjes…’ probeert zijn vader begripvol.
De reus van één turf hoog hijst zich in zichtbaar gevecht met de zwaartekracht van de grond. Een mini fronsje tussen zijn wenkbrauwen. Het begin van een traan in zijn ooghoek. Een zweem van melancholie ligt over zijn gezicht. De wereld is anders en zal nooit meer hetzelfde zijn. Vanaf nu is zijn jonge leven gedeeld met een zusje.

 

Als zijn moeder in de andere kamer de baby gaat voeden, is de ouwe reus weer koning in zijn rijk alleen. In seconden heeft hij een baldadig spel bedacht waarbij we bij elkaar de neus tussen duim en wijsvinger inpikken en daarna opeten, terug kotsen en bij de ander op de verkeerde plek terug plakken. Het is hilarisch en wordt steeds wilder. Zijn vader en ik wisselen een blik: Moeder en baby beide gezond, vader blij met vijf weken vrij, grote broer maakt het naar omstandigheden redelijk…

 

Mijn nieuwe nichtje ligt tegen mijn borst. Haar handje klauwt om de rand van mijn button-down shirt, rossige borstharen kriebelen tegen haar roze wang. Onder mijn handen voel ik haar ademhaling zachtjes op en neer gaan. Eén voor één ontspannen mijn spieren. Mijn neef komt naast me staan. Zachtjes gaat zijn handje over het hoofdje van zijn zusje.
‘Ze slaapt…’ zeg ik fluisterend.
‘Ja…’ fluistert de reus van één turf terug.
Ik aai hem over zijn bol met blonde lokken. Zijn blik monstert het mensje in mijn handen dat zoveel kleiner en kwetsbaarder is dan de ouwe reus zelf.
‘Hoe heet je zusje?’ vraag ik aan hem. Hij kijkt me met zijn grote blauwe ogen aan.
‘Hoe heet de baby?’ probeer ik.
Er glijdt een glimlach over zijn gezicht: ‘Rose…’

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 01 Oct 2015 Reactie: 0

gluten‘Als ik op die bank ga liggen zullen ze ook wel wat vinden…’ zei ze tegen hem.
Ze was een ronduit dunne vrouw met blond sluik haar. Ze had een lange grijze japon aan van stretchstof die nauw om haar lichaam sloot. Een hippe retro Ray Ban zonnebril op haar neus. Ze zaten samen te bladeren in de kaart.
‘Mag ik een bagel met tonijnsalade,’ bestelde hij.
‘Doe mij die ook maar,’ zei zij, en ze gooide de kaart op het tafeltje.
‘En… is de bagel glutenvrij?’ vroeg hij.
Hij was een bonkige jongen: iets gezet, met een robuust polshorloge om zijn arm. Zijn spijkerbroek zat voor verfvlekken.

 

‘Het zou best kunnen zijn…’ peinsde hij hardop, ‘je hebt al je hele leven last van moeheid…’
‘Ik was er al bang voor,’ verzuchte ze, ‘nou is er ineens ook iets met mij…’
‘Dat Marjolijn het heeft, wil niet zeggen dat jij het ook hebt,’ reageerde hij.
‘Maar dat kind heeft het toch al, door jouw DNA… Dikke kans dat jij het dan ook hebt en ik dan ook…’
Hij zweeg.

 

‘Voor Marjolijn is het wel fijn,’ mompelde hij, ‘…dat ze nu eindelijk iets gevonden hebben…’ verduidelijkte hij zijn opmerking.
‘Ik ga me niet laten testen!’ Grauwde ze terug.
‘Dat Marjolijn het heeft, wil niet…’
‘Je zal zien dat ik het ook heb… Godver…’ Ze vouwde haar beide armen defensief over haar buik.
De bestelde lunch werd op hun tafel gezet. Met zijn ruwe handen viel de jongen direct aan op de bagel. Het meisje pulkte wat aan de tonijnsalade.
‘Ze heeft een hele lijst meegekregen,’ zei hij met volle mond, ‘Allemaal dingen die ze niet meer mag eten.’
‘Dus nu zou je in ene keer glutenvrij moeten gaan eten..?!’ riep ze uit. ‘Zit je daar mooi de rest van je leven aan vast… Bedankt hè!’
‘Wat? Dat kan je niet maken!’ protesteerde hij.
Ze zweeg en staarde in de verte.

 

Hij zweeg nog harder, keek op zijn robuuste horloge en frunnikte wat op zijn telefoon.
‘Hey! …Ja… Hangt die ponton nog in de kraan…? …Ken je ff die sluizen open zetten, dan ken die alvast een beetje luchten… Yo! Bedankt, tot morgen…’ De jongen gooide zijn telefoon voor zich op tafel.

 

‘Marjolijn zit er ook haar hele leven aan vast, maar het is toch fijn dat ze nu…’ probeerde hij nogmaals tegen haar.
‘Het gaat nou ff niet om dat kind van je, het gaat nou om mij!’ viel ze snibbig uit.
Hij hield verder zijn mond.
Het was stil.
Het bleef stil.
De tijd verstreek.
Glutenvrij.

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 18 Aug 2015 Reactie: 0

WijnproeversHaar rug is krom. Krommer dan een kram. Het is geen bochel, hoewel in deze streek de bochel nog algemeen voorkomt. Haar rug is gewoon krom. Nou ja, gewoon krom… bijna karikaturaal krom. Ook een streekkenmerk… Zoals de heks in sprookjes van Disney er uit ziet. Hoe komen de mensen hier zo krom? Worden ze speciaal zo gemaakt? Voor de folklore? Om een echte Franse ambiance te creëren? Of zit er iets in het water? Of in de wijn…?

 

Met kleine afgemeten passen schuifelt de kromme vrouw voor me uit. In haar hand heeft ze een ouderwetse ijzeren sleutel van reuzenproporties. De eeuwenoude eikenhouten deur oogt massief. Het smeedijzeren hang- en sluitwerk is solide. Achter dit hang- en sluitwerk bevindt zich de kelder, de wijnkelder van Domaine de La Garde. Hier kom je zonder sleutel niet binnen.

 

Met kleine afgemeten passen schuifel ik achter de kromme vrouw voor me aan. Het is koel onder deze gewelven. De lucht is vochtig. Bedompt. Even heb ik de sensatie dat de lucht die ik inadem door een Franse boer is uitgeademd, honderden jaren geleden. Die atmosfeer hangt in deze wijnkelder. En toch is het hier een verademing ten opzichte van de droge hete buitenlucht.

 

Tussen de rijen wijnvaten schenkt de kromme vrouw me een glas wijn in. Vingers om het glas, om de wijn met mijn hand iets op te warmen, versneld te chambreren. In mijn hand wals ik de wijn in het glas vervolgens rustig in het rond. De wijn huilt tegen het glas. Na het rijpen in houten vaten moet het toch nog jonge rode nat nu diep ademhalen. Zoals een baby na de bevallig even de longen schoon moet huilen. De zuurstof reageert met de koolstofketenen in de wijn en activeert zo de nog jonge aroma’s. Ik steek mijn neus diep in het glas en snuif luidruchtig het bouquet op. Heerlijk!

 

‘Coteaux du Quercy. Le vin, Coteaux du Quercy, un cépage…’ zegt de kromme vrouw trots. In steenkolen Frans; zodat ik haar kan verstaan.
Ik knik, tuit mijn lippen en beweeg met een theatraal gebaar mijn hand met het glas naar mijn mond. Ik tuit nogmaals mijn lippen, ditmaal om de rand van het glas, en slurp. Een klein slokje wijn vloeit op het puntje van mijn tong. De tannine verspreidt zich door mijn mond. De vorm van het glas bepaalt de plaats waar de wijn het eerst op de tong valt en welke smaakpapillen het eerst geprikkeld worden.

 

De Coteaux du Quercy is een cépage van, 60% cabernet franc en verder merlot, côt (malbec), tannat en gamay. Ik fluit achterwaarts, door met getuite lippen de lucht naar binnen te zuigen, op die wijze klotst de wijn door mijn mond langs alle smaakpapillen. Het lichte rode fruit van de merlot voor in de mond, de iets zwaardere houttonen van de cabernet franc op de zijkant van mijn tong en de stevige afdronk van de malbec achter in mijn keel. Lekker wijntje!

 

Met kleine afgemeten passen schuifelt de vrouw de wijnkelder uit. In beide handen torst ze een kistje Coteaux du Quercy. Ze loopt er krom van…

Posted by: In: Bijzonder Alledaags 30 Jul 2015 Reactie: 0

Bloemenmeisjes (deel 2)Ze gingen voor me zitten, op het trappetje van het balkon naar het bovendeel van de coupe van de intercity dubbeldekker: Twee neo hippies. Het was druk voor een zaterdagochtend. Alle plaatsen in de coupe waren bezet, het balkon stond zelfs vol. De trap was onze ‘last resort’. Ik was op weg naar de volkstuin van mijn broer. We gingen aardbeien planten. De trein kwam – begeleid met elektrisch gezoem – langzaam in beweging.

 

Vier treden voor mij zette de neo hippies hun gesprek van eerder voort. Over plastic tasjes bij de Hennes&Mauritz. Stom vonden ze dat. Al dat plastic. Ik legde mijn boek even apart, het nieuwe boek van Joris Luyendijk, over de bankencrisis. De twee meiden voor mij vonden de plastic tasjes een overbodige zelfs criminele luxe, het was immers zo gemakkelijk om zelf een tas mee te nemen.

 

Eén van de neo hippies had een bakje Griekse yoghurt. Terwijl ze fulmineerde over de verspilling en vervuiling door de plastic tasjes van H&M, opende ze routineus de verpakking van haar bakje yoghurt. De cruesli voor in de yoghurt zat nog in een apart bakje. Ze droeg een vormloos jurkje van grof katoen met een vaal gesleten spijkerjasje er over heen. Een iconische bloem in heur haar. Geen echte…

 

Een oudere vrouw met kort praktisch haar en bruingebrand van veel vrije tijd bekeek aandachtig het tafereel voor mij op de trap, vanaf de tegenoverliggende zijde.
‘Zit er wel een lepeltje bij?’ wilde ze weten. Ze had haar duimen gehaakt in de riemlussen van haar kniebroek. En ze had een sportieve zeiljas aan. Het zou mij niets verbazen als haar man precies dezelfde zeiljas had.
‘Ja hoor,’ zei de neo hippie zonnig en ze frutselde een wegwerplepeltje uit het cellofaan.
‘Oh, gelukkig!’ verzuchtte de oudere vrouw met kniebroek opgelucht, ‘Ik was al helemaal gefascineerd aan het kijken: Hoe gaat ze dat nou doen…!’
‘Aan alles is gedacht hoor,’ lachte de neo hippie met de nep bloem zonnig, ‘het is een meeneem pakket van de AH to Go.’
Dat verklaarde alles.

 

Haar vriendin schommelde met de trein mee van links naar rechts. Ze had rood en paars geverfde haren en om haar nek een regenboogkleurig haakwerkje geslagen. Op het ritme van de deining die de trein veroorzaakte mengde het schuim op haar koffie met de koffie zelf. Ze hielp nog een beetje door de plastic beker in haar hand zachtjes te schudden en te draaien. Koffie to Go, ook van de Albert Heijn.

 

De trein denderde voort richting Amsterdam. Naar de volkstuin van mijn broer. Aardbeien. Lekker. Ik pakte mijn boek van Joris Luyendijk weer op en las dat de wereld kapot gaat aan a-moraliteit en perverse prikkels.