We kwamen gelijktijdig bij de ingang van de supermarkt. Ikzelf met een lege rugzak op mijn rug en een studente met blond krulhaar tot op haar rug en een lege boodschappentas in haar hand. Rond zes uur ’s avonds is het dringen bij de deur van de buurtsuper: volle boodschappentassen steunen en kreunen naar buiten, terwijl lege boodschappentassen gehaast naar binnen willen.
Zij kwam van rechts, ik kwam van links. Zo zou het in het proces-verbaal zijn opgetekend. In het gemotoriseerd verkeer zou zij voorrang hebben, maar die regels gelden niet voor voetgangers onderling. Geheel gelijktijdig stonden we voor de ingang van de supermarkt. Zo’n ingang met een luchtsluis, dat werkt als een trechter.
‘Oh, sorry’, zei ze.
‘Geeft niks, ga je gang’, zei ik.
Ik hield in en liet haar voor gaan. Studentes met blond krullend haar snijd ik niet de pas af, ik kijk wel uit!
In de supermarkt liep een jonge vrouw voor me door het smalle gangpad. Ze sleepte een halfvolle trolley achter zich aan. Eén van de wieltjes bleef haken achter een display met de weekaanbieding: twee pakken sap voor de prijs van één. Het handvat van de trolley gleed uit haar hand. Kletterend viel de grootformaat shopmand tegen de grond. Geschrokken en schuldbewust keek ze me aan:
‘Oh, sorry,’ zei ze.
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen hoor,’ lachte ik begrijpend.
‘Oh, nou, sorry voor sorry dan…’
Er was een epidemisch ‘sorry-virus’ uitgebroken. Zou Roel Coutinho van het RIVM het al weten?
Enkele minuten later lagen al mijn boodschappen op de band. Ik pakte zelf het ding – bestaat er een woord voor? – dat aangeeft dat de boodschappen er na van een andere klant zijn. De man na mij in de rij had dezelfde gedachte, hij reikte al richting het ‘balkje(?)’ en stootte met zijn hand tegen mijn hand.
‘Oh, sorry,’ bromde hij.
Hoezo ‘sorry,’ vroeg ik me af, wat doe je verkeerd?
De rugzak met boodschappen hing daarna zwaar om mijn schouders. De punt van het twee-voor-de-prijs-van-één pak sap prikte in mijn rug, precies tussen de achtste en zevende wervel van onder – of daar in de buurt, ik heb geen idee, maar het voelde niet erg gemakkelijk. Bij de uitgang stond de vaste straatkrantverkoper van deze supermarkt. Hij knikte me al vriendelijk toe:
‘Straatkrant?’ vroeg hij.
‘Nee, sorry…’ zei ik.
‘Geeft niks, goeie dag nog!’ glimlachte hij.
‘Ja, jij ook…’ mompelde ik.