SCHRIJVER

Mannenbroeders

Gepost door: In: Bijzonder Alledaags 27 Jun 2014 Reactie: 0

MannenbroedersDe fietsenstalling bij zwembad Krommerijn lag er dit keer niet verlaten bij. Tussen de geparkeerde fietsen stond een groep mannen. Het waren alleen mannen. Een stuk of vijftien. Vooral mannen met exotische huidskleuren: Marokkaans lichtbruin, Surinaams koffiebruin en Afrikaans donkerbruin. Ik zag ook één blanke man, met een leesbril op zijn neus.

 

Met gestrekte pas liep ik doelgericht op mijn eigen geparkeerde fiets af. De wind streek kil door mijn natte haren. Mijn plunjetas drukte licht tegen mijn rug door het gewicht van de natte zwemspullen. In mijn oor dobberde nog een laatste druppel chloorwater, waardoor ik de wereld half doof waarnam. In de groep mannen werden dingen gezegd, maar ik verstond het amper. Met mijn middelvinger tjotterde ik de waterdruppel verder mijn oor in.

 

Een koffiebruine man en een donkerbruine man stonden dicht bij elkaar, ze hadden oranje hesjes aan. Beide mompelden iets onduidelijks. Eerst de één tegen de ander, dan de ander tegen de eerste. Het leek op een aflevering van Buurman en Buurman in een multiculturele versie.

 

Een jonge vrouw met lange blonde haren kwam aanfietsen. Ze reed dwars door het groepje mannen heen. Niemand van hen zei een woord, ze keken haar wel allemaal na. Ik was bij mijn fiets en frunnikte aan mijn slot tot het opensprong. Nogmaals tjotterde ik in mijn oor, een wereld vol geluid ging weer voor me open.

 

Tien meter verder op zette de jonge blonde vrouw haar fiets tegen een andere fiets aan. Ze zocht in haar zakken. De groep mannen volgde haar verrichtingen op afstand aandachtig. Nog steeds zei geen van hen iets, maar één van de oranje hesjes kwam wel in actie: Zelfverzekerd liep hij op haar af.
‘Mevrouw, u mag uw fiets niet tegen die andere fiets zetten,’ zei het oranje hesje.
‘Ik doe het toch…’ reageerde de jonge blonde vrouw recalcitrant.
‘Mevrouw, dat mag niet,’ zei het oranje hesje weer.
‘Nou en, je ziet toch dat ik het wel doe!’
Het andere oranje hesje kwam er bij staan: ‘Maar mevrouw –‘
‘Ik heb haast!’ snauwde de jonge blonde vrouw het tweede oranje hesje toe.
‘U mag niet –‘
‘Je ziet toch dat ik het wel doe!’
De jonge blonde vrouw liep weg. Beide oranje hesjes bleven een beetje hulpeloos achter bij de dubbel geparkeerde fiets. ‘A je to,’ mompelde ik binnensmonds.

 

Geamuseerd door het schouwspel van de vinnige jongen blonde vrouw draalde ik nog wat met mijn fiets tussen de fietsenrekken.

 

‘Je laat haar gaan?’ vroeg de man met de leesbril aan de oranje hesjes, ‘Je houdt haar niet tegen?’
‘Nee! Ik raak haar niet aan,’ beaamde één van hen meteen.
‘Heel goed!’ knikt de man met de leesbril. ‘Wie van jullie zou de fiets pakken?’ richtte hij zich tot de rest van de exotisch getinte mannen.
Niemand van de aanwezige mannen zonder oranje hesje gaf een bevestigend antwoord.
‘Het is natuurlijk niet jouw fiets…’ De man keek over zijn leesbril zijn toehoorders aan. ‘Net als bij “de tas”, het is bezit van de ander wat we niet zomaar mogen aanraken.’

 

De waterdruppel was terug in mijn oor. Omstandig begon ik mijn oor grondig te bewerken, met telkens een andere vinger.

 

‘Hoe spreken jullie elkaar aan?’ De blanke man met de leesbril vroeg het aan een jonge vent met een korte blonde kuif. Een tweede blanke man.
‘Gewoon met de voornaam. Eerst je eigen naam, en dan voor wie de oproep is. Als er contact is kom je met je melding,’ zei de blonde kuif.

 

Ik hield mijn hoofd schuin. In mijn verbeelding voelde ik een plas water uit mijn oor stromen.

 

‘Leroy voor Daan,’ meldde het oranje hesje zich via de portofoon aan bij blonde kuif.
‘Daan hier, zeg het maar Leroy…’ bevestigde de blonde kuif, die blijkbaar Daan heette en vijf meter verderop stond.
‘Ik sta in de fietsenstalling, en een mevrouw heeft zojuist haar fiets tegen een andere fiets gezet.’ Leroy keek naar de dubbel geparkeerde fiets.
‘Staat haar fiets aan de andere fiets vast?’ kraakte de stem van de blonde Daan door de portofoon.
‘Nee,’ antwoordde Leroy.
‘Laat het dan maar zo,’ zei de blonde Daan via de portofoon tegen Leroy.
Leroy keek op van de dubbel geparkeerde fiets, nu vragend en afwachtend naar de leesbril.
‘Ja, dat lijkt me de goede oplossing,’ zei de man met de leesbril. ‘Het is natuurlijk maar een klein voorval…’

 

Ik besloot dat de voorstelling waarschijnlijk wel afgelopen zou zijn en sprong op mijn eigen fiets; kleine voorvallen groeien zelden uit tot grote schandalen… ‘A je to, buur. Hoppeketee!’

Sorry, het reactieformulier is gesloten op dit moment.