Ze zitten op de rand van een betonnen plantenbak op perron 12 van station Leiden. Ik zit in de stiltecoupé van de intercity naar Utrecht, maar we vertrekken pas over een kwartier. Het is onmogelijk om die twee op de rand van de plantenbak niet te zien: het station is verlaten, alle tussenliggende perrons zijn leeg. Zodra ik op de bank van de vierzitter neer plofte en uit het raam keek, zag ik hun direct zitten op perron 12. Alsof ik naar een privé voorstelling keek.
Twee twintigers op de rand van een betonnen plantenbak. Ze hebben een Indisch uiterlijk, of Pakistaans, of hindoestaans… dat maakt ook eigenlijk helemaal niet uit. Ze zitten te vozen. Ze zitten te liefkozen. Ze zitten ongegeneerd, alsof ze onbespied zijn, midden op een leeg perron een paringsdans te performen. En ik ben achter de aan de buitenkant met modderspetters besmeurde ramen van de intercity hun ongeziene publiek. De voorstelling begint.
De jongen duwt kussen op de mond van het meisje. En zij duwt zijn kussen terug. Net iets ruwer dan lief. Net iets ruiger dan gepassioneerd. Hun hoofden als slaginstrumenten. Om en om een kus op de mond van de ander. Kussen als kleine klapjes. Niet te verwarren met de ‘klapkus,’ dat is een verschrikkelijke gewoonte van tantes met overgewicht die je met veel misbaar een luidruchtige kus op je mond willen drukken. Vaak nogal natte klapkussen… De kussen die deze jongen en dit meisje uitwisselen zijn geen klapkussen, dit zijn ‘duwkussen.’
Ogenschijnlijk zonder aanleiding geeft het meisje de jongen opeens een echt klapje in zijn gezicht. Ze daagt hem uit. Nog een klapje. Hij geeft een klapje terug. Veel zachter dan de klap die zij hem uitdeelde. Als een echt meisje probeert ze hem met twee handen een hele serie spartelende klapjes op zijn hoofd te geven. Hij pakt heel beheerst haar twee polsen en bevriest de status quo. De stiltecoupé houdt haar adem in…
Het hoofd van het meisje maakt weer die duwkus beweging, maar dit keer duwt ze haar kus niet op zijn mond, ze spuugt. Geen rochel, ze is niet in het offensief, maar ze doneert liefdevol een klein beetje spuug aan hem. Het lijkt smerig, maar wat is er smerig aan het uitwisselen van spuug tussen geliefden? Het is een soort ‘luchtkus’ eigenlijk. De jongen duikt weg voor de luchtkus van het meisje. Hij pakt haar, omarmt haar, klemt haar, knuffelt haar en kust haar. Ze duwt kussen terug.
Plots staat het meisje op, loopt drie passen van hem weg. Haar hoge hakken maken haar houding soeverein en maken van haar billen een heerlijke kont. We kunnen het allemaal prima zien vanuit de stiltecoupé, dus we kijken. Het is niet anders… Hij loopt achter haar aan. Hij kan niet anders. Ze draait zich om. Ze vallen in elkaars armen. Ze omarmen. Kussen. Teder nu. Al snel gulziger. Geiler. Hij streelt haar heerlijke kont. Schuift haar blouse iets omhoog en zoekt met graaiende vingers naar haar borst. Ze laat hem toe…
Traag komt de intercity in beweging. Binnen 10 seconden is perron 12 met de performance van een paringsdans uitgevoerd door een jongen en een meisje uit het zicht verdwenen. Om me heen hoor ik mijn mede treinreizigers door de stilte van de stiltecoupé heen zuchten. De aan de buitenkant met modderspetters besmeurde ramen van de intercity zijn aan de binnenkant wazig van de condens… Onze hoofdconducteur kraakt door de intercom: ‘Goedemiddag, u bevindt zich in de intercity naar Utrecht. We zijn op tijd vertrokken…’ We zijn op tijd vertrokken. Daar denken wij vandaag heel anders over…