SCHRIJVER

Oerolfähig

Gepost door: In: Bijzonder Alledaags 21 Jun 2013 Reactie: 0

Oerolfahig‘Cheers!’

Zoals de ‘Lullo’s’ van Jiskefet, uit de jaren negentig, zo klonk de stem die dit woord uitsprak; een beetje ballerig, een beetje korporaal, een beetje VVD. De ‘lullo’ die bij deze geaffecteerde stem hoorde kon ik niet zien. Ik stond te genieten van een aangenaam warme straal in een douchcabine van het douch- en toiletblok op Nieuw Formerum, een ietwat saaie – maar centraal gelegen – camping op Terschelling. Het Oerol Festival was gaande, het eiland was overspoeld door kunstminnende mensen.

‘Edwin! Leuk man! Leuk om je weer te spreken! Hoe is het met je?’ vroeg de stem. Het woord ‘leuk’ klonk meer als: ‘leuik’.
Er volgde een korte stilte met daarin waarschijnlijk een antwoord van deze Edwin.
‘Cheers!’ zei de stem enthousiast, om meteen door te gaan: ‘Hé, Edwin. Het lijkt me voor jou ook veel gemakkelijker als ik morgen met jou mee vaar.’
Weer even stilte, Edwin zei waarschijnlijk iets grappigs terug.
‘Cheers! Cheers!’ brulde de stem schaterend. Een overdreven en gemaakte lach vulde het holle douchblok. Een lach die vanuit zijn tenen geperst leek. En hees. Zoals Ron Brandsteder vroeger om elke scheet van André van Duin zijn hese rokerslach kon lachen, waardoor de televisiekijker thuis zich hyperventilerend afvroeg of hij er zelf in zou blijven.

Mijn toegekende vier minuten warm water waren om, mijn aangename douchstraal hield abrupt op. Benieuwd naar de man die bij deze stem hoorde, droogte ik me snel af, om op tijd uit mijn douchhokje te kunnen stappen voordat hij klaar was met zijn gesprek.

‘Hé, Edwin, maar als het gedoe is voor je, dan doen we het gewoon later.’
Edwin had blijkbaar een aantal argumenten waardoor deze ‘stem’ niet mee kon varen.
‘Tuurlijk, tuurlijk,’ klonk het ietwat teleurgesteld. Edwin beurde hem echter meteen op, want opnieuw hyperventileerde hij een hese lach vanuit zijn tenen.
‘Cheers!’ hoorde ik mezelf al mee mompelen.

‘Hé, leuik man! Goed je weer te spreken,’ sprak de stem weer blij.
Edwin maakte nog een grapje, waarschijnlijk, of hij beantwoordde dat hij het ook een aangenaam hernieuwd contact vond, want:
‘Cheers! Cheers!’

Met mijn handdoek over mijn schouder, mijn toilettas in mijn ene hand en wat kleren in mijn andere, wurmde ik de vergrendeling van de douchdeur open. In de verder lege ruimte stond een man met zijn rug naar me toe.

Het was een stevige vent, type havenwerker. Een kaal geschoren hoofd. Gouden oorbel in zijn linker oor. Tribal tatoeage in zijn nek. Korte broek met klapkuiten. Blauw-wit gestreepte polo. Hij draaide zich juist om, telefoon nog aan zijn oor:

‘Cheers! Hé, Edwin, ik ga je zien. Leuik! Echt leuik! Cheers!’

Leave a Reply