‘Hey! Ouwe reus!’ Ik spreid mijn armen en loop mijn neef tegemoet. Hij staat met zijn vader te wachten in de deuropening. Zijn kleine lijf tot zijn nek verstopt in een rood-wit gestreepte trappelzak, een knuffel in zijn hand en de middagslaap hangt nog een beetje tussen zijn warrige blonde lokken. Tweeëneenhalf jaar oud en al één turf hoog.
‘Ik heb een baby…’ zegt de ouwe reus meteen.
‘Echt waar?!’ speel ik verbazing, ‘Wat leuk! Waar heb je die verstopt? Hier?’ Ik kietel hem op zijn buik.
‘Nee…’ zegt hij verlegen, ‘Daar…’ Hij wijst naar de woonkamer.
‘Zullen we daar dan even gaan kijken?’
‘Ja…’
Voordat ik bij een wieg in de buurt kan komen word ik door mijn neef naar de speelhoek gelokt: ‘Jorrit, nieuwe vrachtauto zien?’
De rules of engagement die Jorrit vooraf met de vader van mijn neef heeft afgesproken waren helder: Alsjeblieft ook aandacht voor de reus van één turf hoog… Jorrit had dat zelf ook al verzonnen, een rekensom die niet heel ingewikkeld was… In de speelhoek staan zijn nieuwe aanwinsten. Een vrachtauto, een puzzel, een eigen babypop en nog zoveel ander nieuw speelgoed. De prentenboeken over peuters die een broertje of zusje krijgen liggen verlaten in een hoek.
Dan meer eerst de traditionele beschuit met muisjes. Roze muisjes. Een hoopje trappelzak ligt als vodden op de vloer. De trappelzak beweegt niet. Een kruin van blonde lokken verraadt nog net waar mijn neef zijn gezicht onder de bank heeft verstopt.
‘Kom je ook op de bank zitten? Dan krijg je ook nog een paar muisjes…’ probeert zijn vader begripvol.
De reus van één turf hoog hijst zich in zichtbaar gevecht met de zwaartekracht van de grond. Een mini fronsje tussen zijn wenkbrauwen. Het begin van een traan in zijn ooghoek. Een zweem van melancholie ligt over zijn gezicht. De wereld is anders en zal nooit meer hetzelfde zijn. Vanaf nu is zijn jonge leven gedeeld met een zusje.
Als zijn moeder in de andere kamer de baby gaat voeden, is de ouwe reus weer koning in zijn rijk alleen. In seconden heeft hij een baldadig spel bedacht waarbij we bij elkaar de neus tussen duim en wijsvinger inpikken en daarna opeten, terug kotsen en bij de ander op de verkeerde plek terug plakken. Het is hilarisch en wordt steeds wilder. Zijn vader en ik wisselen een blik: Moeder en baby beide gezond, vader blij met vijf weken vrij, grote broer maakt het naar omstandigheden redelijk…
Mijn nieuwe nichtje ligt tegen mijn borst. Haar handje klauwt om de rand van mijn button-down shirt, rossige borstharen kriebelen tegen haar roze wang. Onder mijn handen voel ik haar ademhaling zachtjes op en neer gaan. Eén voor één ontspannen mijn spieren. Mijn neef komt naast me staan. Zachtjes gaat zijn handje over het hoofdje van zijn zusje.
‘Ze slaapt…’ zeg ik fluisterend.
‘Ja…’ fluistert de reus van één turf terug.
Ik aai hem over zijn bol met blonde lokken. Zijn blik monstert het mensje in mijn handen dat zoveel kleiner en kwetsbaarder is dan de ouwe reus zelf.
‘Hoe heet je zusje?’ vraag ik aan hem. Hij kijkt me met zijn grote blauwe ogen aan.
‘Hoe heet de baby?’ probeer ik.
Er glijdt een glimlach over zijn gezicht: ‘Rose…’