In de trein van Utrecht naar Amsterdam met een rode neus op. Zaterdagavond, half acht. Op werkdagen een van de drukste forensentreinen. In het weekend is de tweede klas boven van de dubbeldeks wagon uitgestorven. Achter het raam schiet in het donker het Amsterdam-rijnkanaal voorbij.
Ik ben op weg naar een verkleedfeestje, in een pand ergens achter het koninklijk paleis en Madam Tussauds. Ik haat verkleedfeestjes. Met een rode neus op en een rode roos in mijn borstzakje voelt al alsof ik in volledig carnavalskostuum in de trein zit.
‘Fijne Peer!’, klinkt een mannenstem door de coupee, die ik verlaten dacht.
‘Ja, nee, fijn dat je belt jongen’, gaat de mannenstem verder.
‘…’ Het is even stil als de ‘Fijne Peer’ aan de andere kant van de verbinding vermoedelijk de vraag stelt wat de mannenstem aan het doen is, want:
‘Op weg naar huis’, onthult de mannenstem.
‘…’ De Fijne Peer neemt de tijd om dit antwoord van een interpretatie te voorzien. En blijkbaar maakt hij niet dezelfde analyse van de situatie als de mannenstem:
‘Nou, ik had er een goed gevoel bij, maar nu ik jou zo hoor, heb ik er geen vertrouwen meer in!’, klinkt de mannenstem nu onzeker.
‘…’
‘We hebben wel lekker zitten ouwe peren’, klampt de mannenstem in de coupee vast aan zijn illusie.
‘…’
‘Café Olivier. In Utrecht, in een ouwe kerk. Mooi hoor.’ Er zit een vleugje wanhoop in de reactie van de mannenstem. In dit soort telefoongesprekken willen Fijne Peer en de mannenstem vooral niet over de schoonheid van de locatie praten.
‘…’
‘Ja. Lekker zuipen, lekker praten, maar niet naaien. Is wel een domper’, beaamt de mannenstem de vermoedelijke suggestie van Fijne Peer.
‘…’
‘Nou ja, ik wil toch ff al die provincies gehad hebben. Drenthe heb ik al – en Groningen’, somt de mannenstem op, met een mengeling van trots en teleurstelling.
‘…’
‘Ze was wel lekker hoor.’ In dit statement klinkt eindelijk het besef door in de mannenstem dat die ‘ze’ waar hij over spreekt, nooit ‘provincie Utrecht’ voor hem zal worden.
‘…’
‘In de trein, met een paar blikken bier.’ De woorden ‘paar blikken bier’ klinken als compensatie voor gekrenkte manneneer.
‘…’
‘Anders ga ik toch voetbal kijken. Ontspannen.’ Deze berusting is op geen enkele wijze geloofwaardig.
‘…’
‘Ik spreek je ouwe boef! Latex!’ sluit de mannenstem het gesprek af als een routine.
Bij station Amsterdam Centraal kan ik eindelijk opstaan, om te zien welk gezicht bij de mannenstem hoort.
Een tamelijk gewone man met een merkloos T-shirt en een neplederen jasje. Kort haar met een licht wijkende haargrens. Een halve liter bier in zijn hand. Starend uit het raam. Op het tafeltje onder het raam staat een papieren zak van de AH to Go. Juist die papieren zak maakt het tafereel een beetje zielig.
Als ik langs loop kijkt hij even om. Ik kijk scheel naar mijn rode neus en steek mijn tong uit.