Iemand die aardbeien verkoopt heeft natuurlijk sowieso een gunfactor. Iemand die in september nog aardbeien verkoopt is helemaal een held. Maar iemand die bij pannenkoekenrestaurant Rhijnauwen op een tuinstoel zit, onder een parasol, met twee kratjes aardbeienbakjes, iemand in een groene stofjas, met kort grijswit haar, een zwart gerande bril en een spastische trek in zijn lijf, zo iemand wil je knuffelen.
Het is een typische Hollandse nazomerdag in september. De eiken van Amelisweerd zijn schoorvoetend begonnen met verkleuren. Het bos is vol dagjesmensen. De zon doet haar best, het is nog dik twintig graden Celsius. We zijn naar De Veldkeuken gereden, maar dat terras zat vol. Nu strijken we neer op het overvolle terras van het pannenkoekenrestaurant.
Tegenover me verkoopt de oude man in groene stofjas een bakje aardbeien. Een vrouw in knickerbocker wacht geduldig op haar bestelling. Ze heeft in haar linkerhand een bankbiljet en houdt haar rechterhand alvast half open om het bakje aardbeien in ontvangst te nemen.
Alsof al zijn gewrichten zijn vastgezet knipmest de man vanuit zijn onderrug recht naar het blauwe krat om een bakje te pakken. Vervolgens vist hij met een zelfde stijve buiging uit een ander kratje een bruin papieren zakje. Bakje aardbeien in zijn linker hand, papieren zakje in zijn rechter. Het is alsof de man in groene stofjas een clownsshow weggeeft: Hoe krijg ik dit bakje aardbeien in het zakje, terwijl mijn ellenbogen niet kunnen buigen? Met rechts wappert hij de papieren zak open. Met links maakt hij schijnbewegingen; het lijkt alsof hij bij gebrek aan buigmogelijkheden in zijn armen de aardbeien met bakje en al in de papieren zak wil gooien. De vrouw in knickerbocker steekt bezorgd haar handen meer naar voren, in een halfslachtige poging de aardbeien op te vangen, mocht de man misgooien. In één, twee, drie, huppakee, zo snel dat niemand echt heeft kunnen zien hoe de man de truc volbracht is het bakje aardbeien opeens verdwenen in de papieren zak.
Ik voel hoe de lucht uit mijn lijf ontsnapt en hoe mijn lichaam ontspant. De vrouw in knickerbocker neemt iets te snel de aardbeien van de man in stofjas over. Ze geeft hem haar biljet van 5 euro. De man neemt het biljet met rechts over, stopt het weg in de rechterzak van zijn stofjas en graait met links in de linker zak. Hij vist een kleine schat aan muntjes op. Wankelend alsof hij beneveld is bij het zien van zijn vermogen kijkt de man naar de metalen rijkdom in zijn hand. De duim van zijn rechterhand glijdt repetitief langs de vier andere vingers van die hand, alsof hij constant zijn vingertoppen voelt. Je vingers er bij af likken ziet er ook zo uit, maar hij doet dat met een duim in plaats van zijn tong. Onverwacht schiet zijn rechterhand naar de kleine schat zoals een reiger met zijn snavel naar een visje prikt. De vrouw in knickerbocker neemt haar wisselgeld in ontvangst.
Met tien passen sta ik zelf onder de parasol. De man kijkt me vragen aan. Zijn lip trekt in één hoek licht omhoog, waardoor hij een chronisch ‘what the fuck’ gezicht trekt. Ook zijn handen staan licht krampachtig naar binnen. Heel zijn lijf lijkt kromgetrokken van spanningen.
‘Een bakje aardbeien graag,’ bestel ik.
Een stijve buiging richting het laatste bakje aardbeien volgt.
‘Teelt u de aardbeien zelf?’
‘Ja! Biologisch. Ze zijn biologisch.’
Ja, dat zijn aardbeien sowieso, denk ik. Maar deze aardbeien zien er wel heel glanzend uit… Niet zo groezelig als de aardbeien van mijn balkon. Of heeft deze man in stofjas groene vingers?
Tien minuten later steekt een kleine wagentje achteruit het pad op. De man heeft zijn waar verkocht en gaat op huis aan. Waar zou hij nu naar toe rijden? En wie heeft hem hier heen gestuurd? Ik verdring die gedachten, dat hij eigenlijk voor een beschermde werkplaats werkt. De bullshit van de bevoogdende participatiemaatschappij, bedacht door hokjesdenkende bureaucraten die nog nooit aardbeien bij iemand als deze man hebben gekocht. Ik koester de charme van het tafereel dat ik zojuist heb gezien: Een oude spastische man in stofjas die aan de lopende band aardbeien verkoopt. Ik grinnik als zijn wagen brommend wegscheurt. Met 45 kilometer per uur.